Opvangcentrum Schiphol-Oost: een schending van de mensenrechten


Het gedwongen verblijf van asielzoekers rondom of op Schiphol is al jaren omstreden en heeft aanleiding gegeven tot diverse verhitte discussies, omdat de Staat verkondigt dat dit verblijf niet kan worden gezien als een vorm van vrijheidsbeneming. Een vermeend onrechtmatig verblijf zou om die reden niet door een onafhankelijke rechter getoetst kunnen worden. Tegenover deze visie is herhaaldelijk betoogd dat het verblijf op Schiphol slechts is te zien als de in de artikelen 19 en 26 Vreemdelingenwet geregelde vreemdelingenbewaring, die in art. 82 t/m 87 Vreemdelingenbesluit verder is uitgewerkt. Op grond van deze artikelen kan te allen tijde aan een onafhankelijke rechter worden verzocht de opgelegde bewaring op onrechtmatigheid te toetsen. Subsidiair is daarbij aangevoerd dat al zou de Vreemdelingenwet niet van toepassing zijn, een beroep op art. 5 van het Europese Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens er in ieder geval toe zou moeten leiden dat een onafhankelijke rechter kennis zou kunnen nemen van grieven over de vrijheidsbeneming. Deze problematiek wordt in dit artikel nader uitgewerkt.


Verschijningsvorm: Maandbladartikel (download pdf)

Auteur(s): R.J. Hamerslag

Verschijning: september 1987

Archiefcode: AA19870537