De opgedrongen verrijking
Teun van der Linden onderzoekt in dit artikel de problematiek rondom de opgedrongen verrijking. In hoeverre kan de verrijkte aansprakelijkheid uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking ontlopen met het verweer dat hem een bestedingspatroon is opgedrongen? Om deze vraag te beantwoorden belicht hij eerst het theoretische fundament van het verrijkingsrechtelijke uitgangspunt dat een opgedrongen verrijking niet voor schadevergoeding in aanmerking komt. Deze vuistregel is terug te voeren op het aan het systeem van het vermogensrecht ten grondslag liggende autonomiebeginsel. Betoogd wordt dat voor het antwoord op de gestelde vraag van doorslaggevend belang is in hoeverre de verrijkte daadwerkelijk in zijn autonomie wordt aangetast als hij schadevergoeding moet betalen. Van der Linden illustreert deze stelling aan de hand van een aantal casusposities die in het verlengde liggen van de zaakwaarneming, de precontractuele fase en onbevoegde vertegenwoordiging.
U heeft geen toegang tot de download(s) van dit product.
Login of bekijk onze abonnementen