Beroepsethiek bij rechters: politieke macht of onafhankelijkheid?


Pas in de loop van 1990 is er aandacht ontstaan voor de beroepsethiek van rechters, zo schrijft Hooft Graafland in Trema.1 Daarvóór leek het niet nodig. Anders dan bij andere beroepsgroepen zijn bij rechters de belangrijkste aspecten van de beroepsuitoefening namelijk al in wettelijke regels vastgelegd. Daarbij kan gedacht worden aan de regels die de procesgang vormgeven en aan de regels die de onafhankelijke en neutrale positie van de rechter institutioneel waarborgen, zoals zijn benoeming voor het leven en de mogelijkheid van verschoning en wraking. Vanouds is er bij rechtsfilosofen wél aandacht voor het met de ethiek verbonden onderwerp van de methode van rechtsvinding.