Resultaat 25–27 van de 27 resultaten wordt getoond

Verrekening rond de faillissements­datum, verpande voorraden en een opheffingsuitverkoop

R.M. Wibier

Hoge Raad 14 februari 2014, nr. 12/04132, ECLI:​NL:​HR:​2014:​319 (Feenstra q.q./ING)

Annotaties en wetgeving | Annotatie
april 2015
AA20150296

Voorkomen en aantasten van zekerheidsverschaffing op basis van artikel 20 Algemene Bankvoorwaarden

J.L.M. Groenewegen

Bancaire kredietverlening gaat in de praktijk gepaard met zekerheidsverschaffing, waarbij de Algemene Bankvoorwaarden (verder: ABV) een belangrijke rol spelen. In dit verband rijst de vraag naar de consequenties hiervan voor de overige crediteuren van de desbetreffende kredietnemer. In dit artikel zullen enkele aspecten van zekerheidsverschaffing aan banken worden besproken, mede tegen de achtergrond van twee belangrijke arresten van de Hoge Raad over deze materie. De nadruk zal in het bijzonder liggen op de aantasting van verschafte zekerheden door middel van de Actio Pauliana ex artikel 42 en 47 Fw. De gebruikelijke restrictieve interpretatie van laatstgenoemd artikel wijst de auteur van de hand, waartegenover hij een alternatief stelt dat voortbouwt op de door de Hoge Raad uitgezette lijnen. In dit artikel zal allereerst worden ingegaan op de vraag onder welke omstandigheden de zekerheidsverlangens van een bank (nog) gerechtvaardigd zijn en in hoeverre de debiteur/ kredietnemer door middel van een kort geding zekerheidsverschaffing kan voorkomen, zonder onmiddellijke stopzetting van de kredietverlening te riskeren. Vervolgens komen de aantasting van reeds verstrekte zekerheden en de verweermogelijkheden van de bank hiertegen aan de orde. In tegenstelling tot de gewone crediteur buiten faillissement beschikt de faillissementscurator nog over een extra aantastingsmogelijkheid in artikel 47 Fw. Omdat zal blijken dat de 'normale' Actio Pauliana slechts in enkele uitzonderingsgevallen tot zekerheidsaantasting kan leiden, komt aan artikel 47 Fw een bijzondere betekenis toe, welke een uitgebreide bespreking rechtvaardigt.

Verdieping | Studentartikel
februari 1989
AA19890095

Voorlopig getuigenverhoor: stelplicht en een zwakke rechtspositie

H.B. Krans

Hoge Raad 6 juni 2008, nr. R07/117HR, ECLI:NL:HR:2008:BC3354, LJN: BC3354, nr. R07/117HR, RvdW 2008, 595 (R/Staat der Nederlanden) In dit arrest is aan de orde welke feiten de verzoeker van een voorlopig getuigenverhoor ten aanzien van de schadevergoedingsvordering aan de dag moet leggen in het verzoekschrift ter verkrijging van verlof tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor. De Hoge Raad oordeelt dat bij het verzoek tot verlof voor een voorlopig getuigenverhoor het aan de rechter niet vrijstaat om bij de beoordeling daarvan in te gaan op de toewijsbaarheid van de aan het verlof ten grondslag liggende vordering tot schadevergoeding. In de noot wordt hier dieper op ingegaan en wordt er eerdere jurisprudentie op hetzelfde onderwerp besproken.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
december 2008
AA20080902

Resultaat 25–27 van de 27 resultaten wordt getoond