omkering bewijslast

Toont alle 6 resultaten

Bewijslastverdeling in civiele contentieuze procedure

G.R. Rutgers

Hoge Raad 23 oktober 1992, nr. 14729, ECLI:NL:HR:1992:ZC0727, (CZF/Van der Velde). Ook bekend als het Ongeval St. Oedenrode. In dit arrest en de daarbij behorende noot wordt ingegaan op de bewijslastverdeling in een civiele procedure. I.c. was er sprake van een auto-ongeluk waarbij de bewijslast bij de gedaagde komt te liggen. In de noot wordt uitvoerig ingegaan op de bewijslastverdeling; deze uitspraak is gedaan voor de wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
september 1993
AA19930653

Causaliteitsproblemen bij toxische schadeveroorzaking

De onbepaalbaarheid van daders en gelaedeerden

J.M. Auping

In geval van schade veroorzaakt door een onrechtmatige daad, dient voor het civielrechtelijke recht op vergoeding daarvan onder andere voldaan te zijn aan het vereiste dat er causaal verband is tussen de onrechtmatige daad en de geleden schade. In het NBW wordt voor het aantonen van causaal verband de bewijslast omgedraaid als sprake is van schade die het gevolg kan zijn van twee of meer gebeurtenissen en waarvan vaststaat dat deze door ten minste één van die gebeurtenissen is ontstaan, terwijl niet vaststaat door welke. Een omkering van de bewijslast kan echter ook bepleit worden als sprake is van een gebeurtenis die een verhoogde kans op schade voor een groep personen tot gevolg heeft, doch waarbij niet vaststaat wie uit die groep door die gebeurtenis schade heeft geleden. Dergelijke bewijsnood manifesteert zich vooral wanneer schade wordt veroorzaakt door toxische middelen, de zogeheten toxische schadeveroorzaking.Het specifieke karakter van deze schadesoort vestigt de aandacht op de problemen die kunnen ontstaan bij het aantonen van het causale verband. Deze hebben te maken met de onbepaalbaarheid van enerzijds de daders en ander¬zijds de gelaedeerden.Aan de hand van twee casus uit het Ameri¬kaanse recht wordt in dit artikel de problematiek voor het Nederlandse recht behandeld. De casus van Sindell v. Abbott Laboratories toont de bewijsproblemen wanneer de daders moei¬lijk te bepalen zijn.

Verdieping | Studentartikel
december 1990
AA19900929

Geen mooier recht dan overgangsrecht

F.C.M.A. Michiels

Rechtbank Amsterdam 19 april 1999, nrs. AWB 99/1718 en 99/1719 GEMWT Overgangsrecht in bestemmingsplan inzake met de bestemming strijdig gebruik. Parkeren in tuinen rond kantoorpanden. Intensivering van met de bestemming strijdig gebruik? Bewijslast omtrent intensivering rust in casu op verweerder nu reeds negen jaren zijn verstreken sedert het van kracht worden van het vigerende bestemmingsplan. Luchtfoto`s als bewijsmateriaal.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
november 1999
AA19990823

Hoofdpersoon tegen wil en dank: hoe bewijs je dat iets een deepfake is?

T.A. van Polanen, M.D. Reijneveld

In beginsel staat een slachtoffer van deepfakes een groot aantal rechten ter beschikking. Toch kan het bewijsrecht op termijn in de weg staan aan effectieve rechtsbescherming tegen deepfakes. Het is tijd om na te denken over een passend antwoord.

Opinie | Redactioneel
maart 2021
AA20210219

Implementatiewet consumentenkoop goederen en levering digitale inhoud

L.A.R. Siemerink

Leonie Siemerink bespreekt in deze bijdrage de achtergrond en het toepassingsgebied van de Wet consumentenkoop goederen en levering digitale inhoud, de wijzigingen die de implementatiewet meebrengt, en de regeling van overgangsrecht.

Annotaties en wetgeving | Wetgeving
september 2022
AA20220698

Vernietiging van huwelijkse voorwaarden, houdende ‘koude uitsluiting’, op grond van dwaling (Zeeuwse huwelijkse voorwaarden)

A.J.M. Nuytinck

Hoge Raad 9 september 2005, nr. C04/096HR, ECLI:NL:HR:2005:AT8238, JOL 2005, 469 (Zeeuwse notaris) Ten eerste komt hier aan bod of het mogelijk was dat huwelijkse voorwaarden staande het huwelijk nog moeten worden opgesteld. Echter spelen hier ook de interne aspecten van de huwelijkse voorwaarden. Er werd hier namelijk dwaling van de kant van de vrouw aangenomen omdat zij er niet van op de hoogte was dat ze geen recht had op de vruchten van de arbeid van de man, maar dacht dat het alleen om externe werking ging.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
januari 2006
AA20060046

Toont alle 6 resultaten