Resultaat 13–24 van de 26 resultaten wordt getoond

Huwelijksvermogensrecht en derden

B.E. Reinhartz

In het gewone vermogensrecht, neergelegd in de Boeken 3, 5, 6 en 7 BW, geldt een aantal basisbeginselen waarop het huwelijksvermogensrecht ook tegenwoordig nog inbreuk maakt. Voor de wetswijziging in 1992 geschiedde dat in nog grotere mate. In deze bijdrage zal ik mij afvragen of het voor de derde in bepaalde situaties uitmaakt of zijn wederpartij al dan niet getrouwd is. Tot slot zal ik ook een korte beschouwing wijden aan de vraag of de tendensen in het huwelijksvermogensrecht stroken met individualiseringstendensen die wij in de samenleving waarnemen.

Bijzonder nummer | De derde in het recht
mei 1997
AA19970279

maart 2008

Katern 106: Faillissementsrecht

N.S.G.J. Vermunt

september 1988

Katern 28: Burgerlijk procesrecht

A.G. Castermans, M.E. Franke, W.L. Valk, M.A.C. Veeger

juni 1992

Katern 43: Burgerlijk recht

S.D. Lindenbergh, B.E. Reinhartz, J.M. Smits, F.A. Steketee

december 2000

Katern 77: Milieurecht en recht van de ruimtelijke ordening

R.A.J. van Gestel

Ontwikkelingen in de derdenbescherming

M.F.J. Haak, J.S. Kortmann

De artikelen 3:86 en 88 BW beschermen een derde die te goeder trouw een goed van een beschikkings-onbevoegde heeft verkregen. Op sommige plaatsen in de wet wordt deze derdenbescherming danig afgezwakt. Schrijvers betogen dat de wetgever derden daarmee vaak een (te) zware last oplegt. In dit kader worden de artikelen 3:23 BW en volgende, 3:86a BW en 35 Fw behandeld. Eveneens worden het ont-werp-artikel 7:3 BW en de nog in te voeren afdeling 7.1.12 BW aan een beschouwing onderworpen.

Bijzonder nummer | De derde in het recht
mei 1997
AA19970306

Oryx/Van Eesteren

R.D. Vriesendorp

Hoge Raad 17 januari 2003, nr. C01/162HR, ECLI:NL:HR:2003:AF0168, LJN AF0168 (Oryx/Van Eesteren) Dit arrest geeft een overzicht van het terrein van de overdracht en de daarop gebaseerde verpanding, met als bijzonderheid dat de blik alleen op Nederland is gericht, iets wat in de toekomst wel eens nadelig zou kunnen uitpakken.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
maart 2003
AA20030191

Prijsgeving gerechtvaardigd vertrouwen en derdenbescherming

J.C.T.F. Lokin

Post thumbnail

Niet artikel 3:35 BW, maar artikel 3:36 BW is van toepassing in het geval een derde, die een onbeheerde zaak in bezit wil nemen, moet beoordelen of de zaak is prijsgegeven.

Verdieping | Verdiepend artikel
januari 2015
AA20150019

Rechtsvraag (229) Goederenrecht

Overdracht, Hypotheekrecht en Derdenbescherming

P. Rodenburg

Rechtsvraag op het gebied van het goederenrecht waarbij onder andere het hypotheekrecht, eigendomsrecht, overdracht en derdenbescherming aan de orde komt.

Perspectief | Rechtsvraag
december 1993
AA19930895

Rechtsvraag (255) Overdracht van roerende zaken

P. Rodenburg

In deze rechtsvraag wordt ingegaan op de overdracht van onroerende zaken in het kader van kunstroof. In de rechtsvraag wordt de nadruk gelegd op de Europese regelgeving die in het burgerlijk wetboek wordt geïmplementeerd inzake cultuur goederen.

Perspectief | Rechtsvraag
september 1996
AA19960599

Revindicatie na pakjesavond

J. Klijnsma

In dit amusante redactionele artikel wordt aan de hand van een Sinterklaasverhaal ingegaan op de schenking, eigendomsvoorbehoud en derdenbescherming.

Opinie | Redactioneel
december 2007
AA20070929

S BV

M.J.G.C. Raaijmakers

Hoge Raad 9 juli 1990, nr. 26, ECLI:NL:HR:1990:AC0960, RvdW 1990, 147 (S/S BV) In deze uitspraak van de Hoge Raad is het de vraag of het indienen van een verweerschrift gezien kan worden als vertegenwoordiging van de rechtspersoon en of deze op rechtsgeldige wijze is gedaan. De Hoge Raad beantwoordt deze vraag bevestigend. Verder is aan de orde in hoeverre het niet aanpassen van de statuten waardoor er jaren achter elkaar een groot gedeelte van de jaarwinst op grond van een statutaire reserve wordt gereserveerd, in plaats van deze uit te keren als dividend, wat geen enkele functie meer voor de vennootschap heeft, een reden is om een enquêteverzoek in te dienen welk verzoek aangemerkt kan worden als 'gegronde redenen om aan juist beleid te twijfelen'. De Hoge Raad beantwoordt deze vraag eveneens bevestigend. In de noot wordt dieper ingegaan op de vertegenwoordigingsbevoegdheid en de mogelijkheden tot het indien van een enquêteverzoek.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
januari 1991
AA19910083

Resultaat 13–24 van de 26 resultaten wordt getoond