Bijzonder nummer

Joint ventures en stemovereenkomsten. Een rechtsvergelijkend perspectief

H.J. de Kluiver

Een essentiële juridische vraag in het kader van joint ventures, opgezet in de vorm van een rechtspersoon, is die naar de verhouding tussen institutionele vastigheid en contractuele flexibiliteit. Het antwoord op die vraag wordt voor een belangrijk deel bepaald door nationaal vennootschapsrecht. In deze bijdrage staat centraal welke ruimte een aantal buitenlandse rechtstelsels biedt voor het gebruik van stemovereenkomsten in dat kader. In het bijzonder wordt aandacht besteed aan het Engelse recht. Die bijzondere aandacht is vanuit de Nederlandse optiek gerechtvaardigd omdat een vennootschap opgericht naar Engels recht in Nederland zeker wordt erkend, en dus hier te lande als rechtsvorm voor een joint venture kan worden gebruikt. Daarnaast kan worden opgemerkt dat het Engelse recht, nog steeds, wordt geacht bijzonder oog te hebben voor de wensen en noden van de handelspraktijk.

Bijzonder nummer | Joint Ventures
mei 1995
AA19950432

Joint ventures in ontwikkelingslanden

R. Pfeiffer

In dit artikel wordt ingegaan op de specifieke aspecten van een joint venture tussen een buitenlandse investeerder en een lokale partner, waarmee in het ontwikkelingsland een gezamenlijke onderneming wordt opgezet. Belastingaspecten worden buiten beschouwing gelaten.

Bijzonder nummer | Joint Ventures
mei 1995
AA19950442

Law & Economics: Who, Why and How?

G. Dari-Mattiacci

A new idea, just like a new product, needs to find a market niche, demonstrate its usefulness to potential users and pass the test of actual practical use. In many ways, in the last forty years Law & Economics (L&E) has done all of the above. Should you also ‘buy’ L&E?

Bijzonder nummer | Multidisciplinaire bestudering van de rechtswetenschap
november 2007
AA20070877

Maritieme piraterij – een misdrijf met gebreken en uitdagingen

G.K. Sluiter

Post thumbnail Het misdrijf maritieme piraterij – zeeroof – stond tien tot vijftien jaar geleden volop in de belangstelling vanwege vele kapingen door Somalische piraten. Deze bijdrage gaat over de lessen die uit die periode geleerd kunnen worden voor de strafrechtelijke aanpak van piraterij in eventuele toekomstige gevallen. De slotsom is dat zowel het internationale als het nationale strafrechtelijke kader van piraterij verbeterd kunnen worden.

Bijzonder nummer | Recht door zee
juli 2025
AA20250518

Medezeggenschap van werknemers en joint ventures

L. Timmerman

Nederland kent een nogal uitgebreid systeem van medezeggenschapsrecht. Het is van belang na te gaan hoe deze medezeggenschapsregels uitwerken in joint venture-verhoudingen. In het artikel komt de medezeggenschap binnen de joint venture aan de orde waarbij aandacht wordt besteed aan de inspraakrechten.

Bijzonder nummer | Joint Ventures
mei 1995
AA19950368

Meer dan geld alleen

Resultaten van een onderzoek naar behoeften, verwachtingen en ervaringen van slachtoffers en hun naasten met betrekking tot civiele aansprakelijkheid

A.J. Akkermans, H. Elffers, R.M.E. Huver, K.A.P.C. van Wees

Bij herzieningen van het aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht worden vaak veronderstellingen gedaan over hoe slachtoffers en naasten over de betreffende herziening denken en in hoeverre deze aan hun behoeftes tegemoet komt. Dat zijn echter vaak niet meer dan hypotheses. Exemplarisch is in dit verband de discussie rond het wetsvoorstel affectieschade. In die discussie hebben allerlei partijen het nodige aangevoerd over wat slachtoffers wel en niet zouden willen, maar empirische gegevens om deze veronderstellingen te onderbouwen ontbreken grotendeels. Dit heeft toenmalig minister Donner ertoe gebracht om onderzoek te laten verrichten naar de verwachtingen die slachtoffers en hun naasten van het aansprakelijkheidsrecht hebben (ook in meer brede zin dan enkel ten aanzien van affectieschade), en wat in deze hun behoeftes zijn. In dit kader is door het Interfacultair samenwerkingsverband Gezondheid en Recht (IGER) van de Vrije Universiteit Amsterdam onlangs een eerste verkennend onderzoek afgerond. In dit artikel zullen de belangrijkste bevindingen van dit onderzoek worden gepresenteerd. Allereerst zal echter kort worden stilgestaan bij een belangrijke aanleiding voor dit onderzoek: het debat over het wetsvoorstel affectieschade.

Bijzonder nummer | Multidisciplinaire bestudering van de rechtswetenschap
november 2007
AA20070852

Moordkuilen: het verschil tussen hangplek en webstek

M. van der Linden

In dit artikel wordt ingegaan op de vrijheid van meningsuiting of uitingsvrijheid. Allereerst wordt er ingegaan op het wezen en de reikwijdte van de uitingsvrijheid. Daarna over de bijzondere kant van internet hierbij. In de vierde paragraaf wordt er stilgestaan bij de uitingsdelicten en inbreuken op eer en goede naam vanuit privaatrechtelijk perspectief. Tenslotte wordt de van toepassing zijnde jurisprudentie behandeld.

Bijzonder nummer | Internet & recht | Verdieping | Studentartikel
juli 2008
AA20080541

Ombudsmanwerk tussen overheid en burger

Ph.M. Langbroek

In dit artikel wordt ingegaan op de functies die een ombudsman kan vervullen in de verhouding tussen overheidsorganisaties en burgers, en wordt aandacht gevraagd voor de bijdrage die een ombudsman kan leveren aan de ontwikkeling van een praktische ethiek voor verhouding tussen overheid en burger. Het onderscheid tussen behoorlijkheidsnormen en rechtsnormen als maatstaven ter beoordeling van overheidshandelen is daartoe een sine qua non. Aan de hand van voorbeelden uit de online database van rapporten van de Nationale ombudsman over de jaren 2005 en 2006 wordt gedemonstreerd wat daarom de zin van het onderscheid is, zonder dat daarbij overigens beweerd wordt dat een ombudsman de rechtmatigheid van overheidshandelen niet mag beoordelen.

Bijzonder nummer | Multidisciplinaire bestudering van de rechtswetenschap
november 2007
AA20070910

Proloog

D. Kokkini-Iatridou

De timing van de verschijning van de onderhavige bundel is bijna perfect te noemen en de initiatiefnemers hiervan verdienen alle lof. Het is immers onontbeerlijk aan de vooravond van een eeuw geschiedenis moderne rechtsvergelijking, die met het Parijse Congres van 1900 is begonnen, de cruciale vraag nog eens aan de orde te stellen: Bestaat er een paradigma voor rechtsvergelijking?

Bijzonder nummer | Rechtsvergelijking
mei 1994
AA19940273

Recht en ontwikkeling: ’the problem of knowledge’ nader bekeken

J.M. Otto

Sinds 1990 hebben de internationale programma's ter bevordering van de rechtsstaat in ontwikkelingslanden (rule of law promotion) een hoge vlucht genomen. Maar volgens ingewijden bestaat er een problem of knowledge. Immers, wat is eigenlijk de kennisbasis van al deze activiteiten? Wordt voldoende gebruik gemaakt van de lessen geleerd bij eerdere projecten? Is de rechtswetenschap, in het bijzonder de Nederlandse, toegerust om bijvoorbeeld te bepalen of het zinvol is informeel grondbezit te legaliseren ter bestrijding van armoede? Na een kritische rondgang langs beleidstrends en disciplines wordt een balans opgemaakt. In de huidige law, governance and development (LGD) studies worden pogingen gedaan de studie van recht in ontwikkelingslanden terug te brengen naar de context. Lessen van de koloniale rechtswetenschap, de rechtsantropologie, de develop- ment administration n de rojectenpraktijk zijn daarbij an nut.

Bijzonder nummer | Multidisciplinaire bestudering van de rechtswetenschap
november 2007
AA20070883

Rechtsvergelijking, rechtsgeschiedenis en ius commune

Enkele opmerkingen naar aanleiding van een recente polemiek

R. Zimmerman

Wat behoort het doel van het onderwijs en de bestudering van het Romeinse recht aan een hedendaagse universiteit te zijn? Moet daarbij het klassieke Romeinse recht of het ius commune dat daarop gegrond is, beklemtoond worden? Moet de accent liggen op elegantia of op utilitas? Behoort de bestudering van derechtsgeschiedenis binnen rechtenfaculteiten te geschieden, of is dit eerder een taak van de geschiedkundige? Dit zijn sommige van de belangrijke vragen die naar voren zijn gekomen in een recente polemiek tussen professor Ankum en professor Zwalve. Aangezien het dit tijdschrift was, dat voorzag in het forum voor deze polemiek, en aangezien zowel Ankum als Zwalve daarnaast verwijzen naar een van mijn werken ten einde hun argumenten te ondersteunen, wil ik graag gebruikmaken om hier mijn eigen mening te geven over sommige van de onderwerpen die aangeroerd zijn. Deze onderwerpen zijn nauw verbonden met het onderwerp dat mij is voorgeschreven door de redactiecommissie van dit bijzonder nummer: rechtsvergelijking, rechtsgeschiedenis en ius commune. Ik wil de nadruk leggen op bevindingen in Duitsland, maar ik denk dat veel van mijn waarnemingen ook opgaan, mutatis mutandis, voor andere landen van west-Europa.

Bijzonder nummer | Rechtsvergelijking
mei 1994
AA19940276

Regels en legitimiteit: bedoelde en onbedoelde effecten van regelgeving

N.J.H. Huls

In mei 2006 besloot Rita Verdonk, de toenmalige minister voor het vreemdelingenbeleid, het paspoort van het Tweede Kamerlid voor de VVD, Ayaan Hirsi Ali, in te trekken. In een recent arrest had de Hoge Raad beslist dat het liegen over de identiteit een reden kon zijn om iemands nationaliteit met terugwerkende kracht te laten vervallen. Daarom besloot minister Verdonk het paspoort van haar partijgenoot in te trekken. Omdat Ayaan had gelogen over haar ware naam, kon de minister niet anders beslissen, zei zij, want: ‘regels zijn regels’ en die gelden voor iedereen. Vervolgens gingen kamerleden en de minister in het parlement een hele avond met elkaar in debat over de vraag over hoeveel discretionaire ruimte de minister beschikte om van een regel af te wijken. Politici en bestuurders klagen wel over rechters, die zich te veel met politiek zouden bezighouden, maar in dit parlementaire debat vond het tegenovergestelde plaats. De minister en volksvertegenwoordigers redetwistten als een soort pseudo-annotatoren met elkaar over de ruimte die de jurisprudentie van de Hoge Raad liet voor afwijking in individuele gevallen van regels die zij zelf hadden opgesteld!

Bijzonder nummer | Multidisciplinaire bestudering van de rechtswetenschap
november 2007
AA20070862