Maandbladartikel

Nogmaals: het Polydor-arrest

P. Tuit

De bespreking van het arrest van het Hof van Justitie, inzake Polydor en RSO tegen Harlequin en Simons, door prof. mr. H.G. Schermers in AA 31 (1982) 9, p. 521 e.v., deed de auteur in eerste instantie enigszins in verwarring geraken. Uit het arrest werden namelijk enige conclusies getrokken die de auteur niet goed kon plaatsen in de uitspraak van het Hof. In dit artikel gaat de auteur hier verder op in.

februari 1983
AA19830268

Nogmaals: HP en het Philipsmerk

P.A.C.E. van der Kooij

Meesters-column
juni 1982
AA19820286-2

Nogmaals: Is een wetsvoorstel onschendbaar?

C.A.J.M. Kortmann

Hoge Raad 19 november 1999, nr. C98/096HR, ECLI:NL:HR:1999:AA3374, RvdW 1999, 179 De noot bij dit arrest behandelt de vraag hoe de hoge raad ertoe komt dat de rechter niet het oordeel toekomt dat 'onrechtmatig is gehandeld doordat bij de voorbereiding en de behandeling van die wet (wet algemene regels herindeling) terzake gegeven procedurevoorschriften zijn geschonden.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
februari 2000
AA20000107

Nolan-Van Aalst

P. van Schilfgaarde

Hoge Raad 24 mei 1985, nr. 12438, ECLI:NL:HR:1985:AC8900, RvdW 1985, 108 (Nolan/Van Aalst) Vordering tot vernietiging van een boedelscheiding wegens gemis aan wil. Handeling om niet of onder bezwarende titel. Onderzoeksplicht.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
november 1985
AA19850629

Nomomorfologie: over het juridische voorland van de bedrijfsethiek

B. Jansen

Bedrijfsethiek is onderworpen aan juridisering. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het stijgende aantal ethische codes in het bedrijfsleven. Deze juridisering van bedrijfsethiek betekent dat juridische denkwijzen de ethische denkwijzen verdringen of zelfs vervangen. Het resultaat is een bedrijfsethiek die meer en meer op recht is gaan lijken. In zijn proefschrift onderzoekt Bart Jansen deze ‘juridisch gedachte bedrijfsethiek’ en houdt hij een pleidooi om aan dit juridische denken in de bedrijfsethiek te ontkomen door een beroep te doen op de kritische bestudering van het recht.

Literatuur | Proefschriftbijdrage
oktober 2022
AA20220824

Non bis in idem of de schoonheid van de rechtsgeschiedenis

W.F. van Hattum

Post thumbnail

De afgelopen jaren deed ik onderzoek naar de achtergronden van artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Dit artikel formuleert de voorwaarden waaronder een tweede vervolging wegens hetzelfde feit niet wordt toegestaan: non bis in idem. Aanleiding om mij in dit onderwerp te verdiepen vormden enkele arresten van de Hoge Raad. De Hoge Raad beriep zich voor zijn standpunt of er wel of geen sprake was van een tweede vervolging wegens hetzelfde feit op ‘de strekking van art. 68’ en ‘het beginsel van het artikel’. De vraag was: op welk beginsel beriep hij zich? Waar stond het? Waar kwam het vandaan? De antwoorden die ik in de geschiedenis vond, boden een verrassende blik op de gebeurtenissen, de taal, de ontwikkelingen, en de personen rond dit onderwerp. Zij ontsloten onder meer de bron van de woorden non bis in idem en de betekenis die zij in de loop der eeuwen kregen. Mijn bijdrage gaat over deze twee historische aspecten van de regel.

Overig | Rode draad | Historische wortels van het recht
april 2013
AA20130314

Non orare sed laborare Of: het Godsbesef in staatsrechtelijk verband

F. van Vugt

Nederland wordt wel een land van dominees en pastoors genoemd. Hoewel zo'n kenschets al weer achterhaald lijkt, geeft deze terecht aan dat religie en kerk een belangrijke plaats in de geschiedenis van ons land ingenomen hebben. Kerk en staat zijn vanaf de vroege Middeleeuwen sterk met elkaar verbonden geweest, en hoewel christenen uit Romeinen 13 konden afleiden dat alle gezag van God kwam, hebben geestelijke en wereldlijke autoriteiten elkaars heerschappij dikwijls bestreden. De tendens was overigens merkbaar dat de invloed van de staat op de kerk groter werd dan omgekeerd: er was eerder sprake van een staatskerk, dat wil zeggen ‘die vorm van samenwerking, waarin de Kerk zich tot een werktuig der staatsbelangen laat maken, in ruil voor macht en voordeel’ dan een kerkstaat ‘... waarin de Kerk zich met geweld aan de mensen en verho11dingen oplegt en de overheid als haar werktuig hanteert’. Overheidsorganen benoemden geestelijke gezagsdragers, deden leerstellige uitspraken, censureerden theologische boeken, enzovoort. Daar stond tegenover dat op voorspraak van de kerk ketters werden vervolgd door de overheid, burgers verplicht werden zich bij een kerkgenootschap in te laten schrijven, alleen kerkelijke huwelijken werden toegestaan, er financiële steun gegeven werd bij de bouw van kerken of in de vorm van tractementen aan geestelijken. Toen na de Franse revolutie zich een cultureel secularisatieproces verder ontwikkelde verminderde ook de stevige band tussen kerk en staat: privileges voor de kerkgenootschappen verdwenen allengs, en de invloed van de overheid op de kerkelijke instituten begon te tanen. Bovendien werd de vrijheid van godsdienst in meerdere grondwetten erkend. Het motto ‘een vrije kerk in een vrije staat’ deed opgeld. En in socialistische kring de leuze  godsdienst is een privézaak’. Clericalisme kon op steeds meer verzet rekenen. Zo betoogde ten onzent in de vorige eeuw minister Van der Brugghen dat de staat niet een positieve bijdrage voor geloofsverkondiging zou mogen leveren, maar een negatieve, dat wil zeggen dat de overheid de kerk in haar functioneren geen strobreed in de weg mocht leggen. De staat kon geen christelijke staat zijn, maar behoorde een neutraal karakter te hebben. Zo voltrok zich de scheiding tussen kerk en staat. Toch lijkt de conclusie niet gewettigd dat deze scheiding volstrekt is. Enkele archaïsch-religieuze elementen blijken nog aanwezig in ons staatsbestel, zij het dat deze niet geheel substantieel van karakter zijn, maar eerder op een ritueel duiden. Ik acht dit nochtans belangrijk genoeg om er aandacht aan te schenken, omdat de verhouding kerk-staat doorwerkt in de vraag naar het wezen van de overheid en het functioneren van onze democratie, en omdat de vrijheid van godsdienst en geweten in het geding is. In dit artikel zal nader ingegaan worden op enkele van deze religieuze restanten.

juli 1981
AA19810319

Non scholae sed vitae discimus

P. van der Grinten, K. Vos

Op 27 mei 1991 heeft de Visitatiecommissie Rechtsgeleerdheid, ook wel Commissie-De Haan genoemd, rapport uitgebracht. Bij dit rapport kunnen enkele kanttekeningen worden geplaatst. Hieronder volgt een korte bespreking. In het rapport wordt onder andere ingegaan op de rechtenstudie in Nederland in het algemeen alsook de negen verschillende rechtenfaculteiten. Alleen het eerste zal in dit artikel besproken worden. Aan bod komt daarbij: de propedeuse en het ontbreken van het selectieve karakter daarbij, de lange studieduur in de doctoraalfase en de hoge uitval.

Perspectief | Perspectiefartikel
september 1991
AA19910650

Non-binaire ontwikkelingen in het licht van het EVRM

I. van Oosterhout

Post thumbnail Een tijdlang leek er een tendens te zijn richting de wettelijke verankering van non-binaire geslachtswijziging. Recentelijk wijzen verschillende ontwikkelingen echter eerder op een stagnerende tendens, waaronder de recent aangenomen motie om het wetsvoorstel in te trekken dat geslachtswijziging voor transgenders moet vereenvoudigen. In dit artikel wordt besproken wat de stand van zaken is ten aanzien van non-binariteit en in hoeverre deze ontwikkelingen daadwerkelijk reden zijn tot zorgen.

Verdieping | Verdiepend artikel
oktober 2024
AA20240817

Non-conformiteit in internationaal perspectief

S.A. Kruisinga

Grensoverschrijdend contracteren is vaak ingewikkelder dan het sluiten van een overeenkomst meteen contractspartij in eigen land. Wanneer bijvoorbeeld Nieuw-Zeelandse mosselen of Argentijnse kersen in Nederland worden geïmporteerd, rijzen andere vragen dan wanneer deze producten binnen Nederland zouden worden verkocht. Welke bepalingen zijn van toepassing op internationale koopovereenkomsten? Is de verkoper aansprakelijk voor eventuele schade wanneer de kersen niet geschikt blijken te zijn voor consumptie? Is de verkoper ook aansprakelijk wanneer blijkt dat de mosselen niet voldoen aan Nederlandse publiekrechtelijke voorschriften?

Literatuur | Proefschriftbijdrage
januari 2005
AA20050045

Nood breekt wet, maar dat is zelden nodig als je goed bent voorbereid

W.J. van Doorn-Hoekveld, H.K. Gilissen, F.A.G. Groothuijse, M.L. Lanz, M. van Rijswick

Post thumbnail In het Nederlandse overstromingsrisicobeheer is het voorkomen van overstromingen (door middel van het aanleggen en beheren van waterkeringen en het creëren van meer ruimte voor water) de dominante strategie. Toch kan de kans op een overstroming niet geheel worden weggenomen. Daarom bestaat er ook behoefte aan een systeem van calamiteitenbeheersing – inclusief noodwetgeving – waarmee wordt voorbereid op even­tuele overstromingen en de fase daarna. In dit artikel bespreken wij dat systeem en de positie daarvan binnen het bredere Nederlandse overstromingsrisicobeheer.

Bijzonder nummer | Crisis!
juli 2021
AA20210713

Nood breekt wet?

Over de onbedoelde en ongewenste gevolgen van een noodtoestand bij dreiging

S.C. Douglas, B.A. de Graaf, H.R.B.M. Kummeling, M. Noordegraaf, M.J.W.A. Schiffelers, N.M. Terpstra

Post thumbnail In geval van dreiging is het verleidelijk om de noodtoestand af te kondigen. Ofschoon de noodtoestand een juridische grondslag kent, is de uitwerking en doorwerking ervan niet op voorhand duidelijk. De auteurs laten zien dat de betekenis van noodmaatregelen van land tot land verschilt, en dat de noodtoestand vooral door politiek-bestuurlijke actie wordt gevormd. De maatschappelijke effecten zijn bovendien lastig te beheersen. Politieke bestuurders kunnen verstrikt raken.

Bijzonder nummer | Crisis!
juli 2021
AA20210704