Preventieve autogratie: de rechtshandeling van 2020
Tijdens onze jaarlijkse inventarisatie van bijzondere juridische begrippen analyseerden wij de eenzijdig gerichte publiekrechtelijke rechtshandeling ‘preventieve autogratie’. ‘Autogratie?’, zei een collega, ‘nooit van gehoord! Is dat zoiets als autozegening? Dat deed de kapelaan bij ons vroeger in Brabant. Met zo’n kwast wijwater boven de auto.’
Nee, ‘autogratie’ betekent dat iemand zichzelf gratie verleent. In een rechtsstaat is gratie verlenen een bevoegdheid van de uitvoerende macht – de president bijvoorbeeld – om gevolgen van een veroordelend vonnis ongedaan te maken. De autogratie (vertaling van auto-pardon of selfpardon) kwam in het nieuws door een tweet van president Trump in juni van dit jaar. Hij schreef: ‘As has been stated by numerous legal scholars, I have the absolute right to PARDON myself’.
Deze tweet resulteerde in een interessante juridische discussie over de interpretatie van artikel 2 van de grondwet van de VS: ‘The President [...] shall have Power to grant Reprieves and Pardons for Offenses against the United States, except in Cases of impeachment.’ De discussie ging over de vraag of de president zichzelf gratie kan verlenen -- ‘autogratie’ -- en of deze kan plaatsvinden voorafgaand aan een eventuele vervolging en veroordeling, de zogenaamde ‘preventieve autogratie’ (‘pre-emptive auto-pardon’).
Uit de rechtspraak blijkt dat ‘preventieve gratie’ volgens artikel 2 van de grondwet van de VS mogelijk is. In 1866 oordeelde het Amerikaanse Hooggerechtshof in de zaak Ex parte Garland dat de bevoegdheid om gratie te verlenen ‘extends to every offense known to the law, and may be exercised at any time after its commission, either before legal proceedings are taken or during their pendency, or after conviction and judgment’. In de recente geschiedenis van de VS zijn er enkele voorbeelden te vinden van deze pre-emptive pardons. De bekendste is de gratie die president Ford in 1974 verleende aan de teruggetreden president Nixon om te voorkomen dat Nixon werd veroordeeld vanwege de Watergate-affaire.
Over de vraag of de grondwet van de VS ‘autogratie’ en dus ook ‘preventieve autogratie’ mogelijk maakt, is minder overeenstemming. Sommige juristen beantwoorden die vraag met een uitgesproken ‘ja’, anderen met een uitgesproken ‘nee’ en weer anderen zijn van mening dat er geen duidelijk antwoord in de grondwet te vinden is.
Het is geen nieuwe discussie. Naar aanleiding van de mogelijke impeachment van president Clinton publiceerden Robert Nida en Rebecca L. Spiro in 1999 het artikel ‘The President as His Own Judge and Jury: A Legal Analysis of the Presidential Self-Pardon Power.’1 In dit artikel analyseren Nida en Spiro alle argumenten pro en contra de mogelijkheid van ‘autogratie’. Het is een mooie verzameling van interpretatieve argumenten.
Nida en Spiro komen tot de conclusie dat artikel 2 van de grondwet autogratie mogelijk maakt. Daartoe voeren zij kortgezegd de volgende argumenten aan. Ten eerste volgt de mogelijkheid tot autogratie uit een letterlijke tekstuele interpretatie van artikel 2. Er is op de bevoegdheid tot gratieverlening maar één uitzondering te lezen: de gevallen van impeachment. Ten tweede volgt de mogelijkheid volgens Nida en Spiro uit een historische interpretatie van de grondwet. Het was de original intent van de opstellers van de grondwet om een ruime bevoegdheid tot gratieverlening aan de president toe te kennen. Ten derde voeren Nida en Spiro jurisprudentie van het Hooggerechtshof aan die deze ruime bevoegdheid ondersteunt.
Nida en Spiro besluiten hun artikel met een voorstel voor een amendement op de grondwet waarin de onduidelijkheid over artikel 2 wordt verholpen en waarin onder andere autogratie wordt verboden: ‘Section 1: The President of the United States Shall Have the Power to Grant deprieves and Pardons for Offenses, Except Impeachment, Against the United States to All Individuals Except for the President's Spouse, Children, Siblings, Parents, or Self’.
In 1999 schreven Nida en Spiro dat het vertrouwen in het constitutionele systeem niet gebaat is bij de mogelijkheid dat een president rechter is in eigen zaak. Misschien moet men in de VS nog eens kijken naar het voorstel van Nida en Spiro.
1 Robert Nida and Rebecca L. Spiro. "The President as His Own Judge and Jury: A Legal Analysis of the Presidential Self-Pardon Power." Oklahoma Law Review, vol. 52, no. 2, Summer 1999, p. 197-226. https://digitalcommons.law.ou.edu/cgi/viewcontent.cgi?article=1612&context=olr
vragen en reacties: juridischeargumentatiekliniek@gmail.com