Survival of the fittest en gerechtelijke instanties
Het is momenteel net geen 164 jaar geleden dat Darwin zijn boek On the Origin of Species uitbracht. Daarin beschrijft hij diersoorten en hun vermogen om zich aan te passen aan veranderende omstandigheden. Als een diersoort hier slecht in was, kon zij volgens Darwin uitsterven. Deze zogenoemde ‘survival of the fittest’-theorie kan ook worden toegepast op de diverse soorten gerechtelijke instanties. Dat is actueel omdat er nog altijd proefballonnen zijn om bepaalde gerechtelijke instanties op te heffen/samen te voegen (zie Kamerstukken II 2013/14, 29279, nr. 200).
Onze hoogste burgerlijke rechter, de Hoge Raad, zal in mijn ogen wel overleven, aangezien hij in het verleden al heeft bewezen zich goed aan te kunnen passen aan nieuwe omstandigheden. Zo bedacht de Hoge Raad in 1921 dat het destijds nog betrekkelijk ongrijpbare fenomeen elektriciteit kon worden gezien als een‘goed’ en dus ook kon worden gestolen (NJ 1921/564). In onteigeningszaken ging de Hoge Raad eveneens met zijn tijd mee. In een arrest uit 2001 werd bijvoorbeeld overwogen dat ‘nieuwe maatschappelijke opvattingen’ ervoor zorgden dat er bij de begroting van de schadeloosstelling niet meer standaard van uitgegaan werd dat de onteigende een nieuw huis zou huren, maar er eentje zou kopen (NJ 2001/94).
De Raad van State behoort in mijn ogen ook tot one of the fittest als het gaat om aanpassingsvermogen. Zo heeft de Raad van State in de toeslagenaffaire – en de terechte maatschappelijke verontwaardiging daarover – aanleiding gezien om besluiten van overheden strenger te gaan toetsen op evenredigheid (JB 2022/44). Ook overigens is de Raad van State een meer burgervriendelijke koers gaan varen, wat zich heeft geuit in het afschaffen van de beruchte grondenfuik (AB 2022/102).
De rechtbank Midden-Nederland lijkt daarentegen wat meer moeite te hebben met nieuwerwetse zaken. Dit blijkt bijvoorbeeld uit een recente uitspraak waarin werd geoordeeld dat een burgemeester geen online gebiedsverbod kan opleggen (AB 2023/82). Een en ander roept de vraag op of deze rechtbank wel ‘fit’ is.
Gerechtelijke instanties zullen mogelijk worden gerustgesteld door het feit dat de meeste van de door Darwin beschreven dieren nog altijd bestaan. Daarbij kan worden gedacht aan de imposante en trage reuzenschildpad, die mogelijk enige gelijkenis vertoont met de Hoge Raad die eveneens wat traag is als het gaat om het wijzen van arresten. Een ander nog altijd levend door Darwin omschreven dier is de blauwbootgent. De blauwbootgent – die inmiddels steeds meer contact zoekt met mensen – lijkt op de Raad van State die recent nog aan burgers vroeg om mee te denken over een rechtsvraag (de zogenoemde amicus curiae).
De moraal van het verhaal is dus dat gerechtelijke instanties zich moeten aanpassen aan veranderende omstandigheden om te kunnen overleven. Dat geldt des te sterker als er Nederlanders bij zijn betrokken. De dodo kan daarover meepraten: deze is van de aardbodem verdwenen, omdat hij zich niet kon aanpassen aan de wijze waarop onze verre voorvaderen het ecosysteem op Mauritius ingrijpend hadden gewijzigd.
Deze column is eerder verschenen in Ars Aequi oktober 2023.
Categorie: Columns