Lekker flexen!
Veel jongeren hebben een bijbaantje als platformwerker, bijvoorbeeld als maaltijdbezorger bij Deliveroo of UberEats, oppasser bij CharlyCares of schoonmaakhulp bij Helpling. Platformwerk is aantrekkelijk: je kunt zelf bepalen wanneer je wilt werken en hoeveel uren je maakt. Die flexibiliteit past uitstekend bij het flexibele leven van veel jongeren. Platformwerk lijkt voor hen de ideale baan te zijn.
Toch blijkt flexibiliteit niet de enige maatstaf te zijn voor ‘de ideale (bij)baan’. Uit onderzoek van arbeidsrechtadvocaat Leander van den Hof bleek dat platformwerk aan wel méér eisen moet voldoen dan flexibiliteit. Het onderzoek werd uitgevoerd met de ‘Delphi-methode’. De Delphi-methode is, kort gezegd, een gestructureerde groepsdialoog die de deelnemers, in dit geval zowel het platform zelf als platformwerkers, consumenten en andere betrokkenen, op anonieme basis een complex probleem laat bespreken. Na meerdere gespreksrondes bleek dat de deelnemers het erover eens waren dat óók veel belang toekomt aan externe controle op veiligheidsvoorschriften, redelijke tarieven (niet onder het minimumloon), maximumwerktijden (onder meer door verplichte rusttijd), een opzegtermijn door het platform van minimaal een maand en verplichte verzekering via werknemersverzekeringen. Juridisch zou je dit kunnen zien als een arbeidsovereenkomst ‘super light’: niet de zware lasten van een gewone arbeidsovereenkomst (ontslagbescherming, doorbetaling bij ziekte), maar op het gebied van arbeidsomstandigheden en minimumtarieven toch zeker wel een bepaald beschermingsniveau.
Dat er consensus was over het belang van de naleving van arbeids- en veiligheidsvoorschriften is vast niet los te zien van de slechte track record van bijvoorbeeld maaltijdbezorgplatforms: gemiddeld belandt iedere week één maaltijdbezorger in het ziekenhuis. Vorig jaar zijn daarover al Kamervragen gesteld, wat mede aanleiding is geweest voor verscherpt toezicht van de Inspectie SZW op maaltijdbezorgers.
Het huidige arbeidsrecht voorziet niet in zo’n arbeidsovereenkomst ‘light’ of ‘super light’. Daarin is het alles of niets; je bent een insider of je bent een outsider. De insiders zijn de werknemers met een vaste arbeidsovereenkomst en het daarmee verbonden hoge niveau aan bescherming, zoals ontslagbescherming, doorbetaling bij ziekte, afdekking van risico’s op arbeidsongeschiktheid of werkloosheid, een pensioenvoorziening, en bijvoorbeeld scholingsfaciliteiten. Aan de andere kant is er een sterk groeiende groep werkers (inmiddels zo’n 40% van alle werkenden) die een vorm van flexwerk verricht. Tot die groep horen bijvoorbeeld platformwerkers, oproepkrachten, zelfstandigen en payrollers. Deze flexwerkers hebben weinig tot geen bescherming. Dat betekent niet alleen dat zij een veel groter risico lopen om in armoede te vervallen, maar ook dat zij in het algemeen in een ‘staat van onzekerheid’ verkeren. Dat laatste wordt ook wel omschreven als ‘levenslooponzekerheid’, en uit zich bijvoorbeeld in het uitstellen van een kinderwens of het kopen van een eigen woning.
Dat soort dingen zijn niet zo’n probleem als je studeert en je je flexibele werk alleen nodig hebt om wat bij te verdienen. Maar op enig moment verandert dat en heeft het absoluut voordelen om een vaste arbeidsrelatie aan te gaan. De vrijheid om te werken wanneer het je uitkomt, kan een schijnvrijheid blijken wanneer er minder werk beschikbaar is of wanneer je beloning onder het minimumloon zakt. En het steeds rekening moeten houden met de mogelijkheid dat je wordt opgeroepen (zonder urengarantie), is ook niet meer zo prettig als je je hele inkomen daaruit moet halen of als je ook voor een kind moet zorgen. Thijs Lijsters spreekt in dit verband over de ‘valse romantiek’ die aan het begrip flexibiliteit kleeft; is het altijd beschikbaar moeten zijn niet een moderne verschijningsvorm van de 19e-eeuwse dagloner? En dan hebben we het nog niet gehad over de gevolgen van een ongeval voor bijvoorbeeld een maaltijdbezorger.
Eigenlijk zijn alle arbeidsrechtjuristen het erover eens dat dit gepolariseerde systeem op termijn niet houdbaar is. Het is hoog tijd dat het arbeidsrecht nieuwe vormen vindt om het verschil tussen insiders en outsiders te verkleinen. De outsiders zouden op zijn minst een arbeidsovereenkomst ‘light’ moeten kunnen krijgen, en de insiders moeten misschien iets van hun verworvenheden inleveren. Dat zal geen gemakkelijke weg worden, maar de eerste stap is gezet met het besef dat er iets moet gebeuren.
Deze column is eerder verschenen in Ars Aequi september 2020.
Categorie: Columns