De blinddoek van Vrouwe Justitia

Het staat in artikel 1 van onze Grondwet: iedereen moet gelijk worden behandeld, ongeacht hoe je eruit ziet, op wie je valt of in wie je gelooft. Toch is het stuitend hoeveel het in de praktijk uitmaakt of je man of vrouw bent, wit of zwart, homo of hetero.

Dat er onverdraagzame mensen zijn, zal wel nooit helemaal overgaan. Homo’s worden in elkaar geslagen, Joodse restaurants worden vernield; het is walgelijk maar waar. Maar even onbegrijpelijk is het dat overheden en organisaties discrimineren. Neem alleen al het verschil in behandeling tussen mannen en vrouwen. Er zijn minder vrouwelijke topbestuurders, minder vrouwelijke hoogleraren en minder vrouwelijke ministers. En vrouwen krijgen ook minder betaald. En altijd wordt dat verdedigd met dezelfde smoesjes: vrouwen passen thuis op de kinderen en ze onderhandelen minder hard over hun salaris. Allemaal flauwekul. De mannelijke winnaar van de Amstel Gold Race verdiende daarmee ruim veertien keer zoveel als de winnaar bij de vrouwen, onze eigen Chantal Blaak. Dat prijzengeld was echt niet onderhandelbaar en Chantal is ook geen moeder.

Als je nu toch érgens zou verwachten dat er echt niet gediscrimineerd wordt, is het wel bij politie en justitie. Vrouwe Justitia heeft niet voor niets een blinddoek voor. Toch worden we ook hier soms teleurgesteld. Als een witte man komt voorrijden in een dikke bak, krijgt hij goedkeurende blikken omdat hij het goed gedaan heeft in het leven. Als een zwarte man langsrijdt in dezelfde bak, wordt hij staande gehouden met de vraag hoe hij zo’n auto kan betalen. Etnisch profileren heet dat. Kickbokser Remy Bonjasky kreeg die vraag ook en kon in alle eerlijkheid antwoorden: ik sla mensen in elkaar voor geld. Alleen staande houden en een vraag stellen lijkt misschien onschuldig, maar dat is het niet. Bovendien blijft het daar niet bij; er zijn ook zorgen over dat de politie bij etnische minderheden eerder en meer geweld toepast (denk aan de gewelddadige aanhouding van Mitch Henriquez).

En de rechter dan? Die zal toch wel oordelen zonder aanzien des persoons? Ook dat valt soms tegen. In een arrest van het Hof Den Haag (ECLI:NL:GHDHA:2017:2467) moest het hof twee tegenstrijdige getuigenverklaringen tegen elkaar afwegen en kent het hof ‘doorslaggevende betekenis’ toe aan de verklaring van de ene getuige ‘mede gelet op haar functie en maatschappelijke positie als advocaat bij een gerenommeerd advocatenkantoor en als lid van de Raad van Commissarissen’. Ik zie werkelijk niet wat dat ertoe doet. Waarom is een verklaring van een hoge pief geloofwaardiger dan een verklaring van een gewone werknemer?

Ook doen rechters soms niet echt hun best om het verschil in behandeling tussen mannen en vrouwen een beetje recht te trekken. Zo deed Geerte Piening bij de rechter haar beklag dat er in het centrum van Amsterdam 35 openbare toiletten voor mannen zijn en maar 3 voor vrouwen. De rechter vond mevrouw Piening maar een zeikwijf en verdedigde het verschil met de redenering dat er voor mannen meer openbare toiletten moeten zijn omdat die zich vaker schuldig maken aan wildplassen. Jaja. Gelijke behandeling van mannen en vrouwen zou inhouden dat mannen en vrouwen in de stad even lang op zoek zijn naar een plasplek en op een festival even lang in de rij staan voor de wc’s. Om dat te bereiken zouden er twee keer zoveel vrouwentoiletten moeten zijn in plaats van tien keer zo weinig. Pisnijdig word ik hiervan.

Dat er overal gediscrimineerd wordt, is erg. Daar zouden juristen niet aan mee moeten doen, maar die zouden dat juist recht moeten trekken. Net als hoor en wederhoor is gelijke behandeling toch ook zeker één van de beginselen van behoorlijk procesrecht.

Deze column is verschenen in het Ars Aequi juninummer 2018.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *