Taal en compositie. Oog in oog met J. van Soest (1929-2006) als annotator
Boekbespreking. Dit jaar verscheen Taal en compositie. Oog in oog met J. van Soest (1929-2006) als annotator. Auteur Rens Pieterse noemt dit beeldende werk een ‘opstel’. Dat is een ietwat bescheiden term voor een levendig en bondig overzichtswerk dat met name het wonderlijke, ‘complete’ karakter van de vele annotaties die Van Soest met verve bespreekt. Zoals de titel al doet vermoeden, geeft het opstel de lezers het gevoel dat ze ‘oog in oog’ staan met vermaard annotator Jan van Soest. Of liever: dat ze tegenover hem plaatsnemen aan een rijkelijk gedekte tafel, onder het genot van een glas wijn en een goed gesprek. Dat is wat Van Soest kenmerkte, volgens de auteur: het utile dulci, het combineren van het geleerde en het gezellige, het vriendschappelijke en het professionele. In het inleidende eerste hoofdstuk van dit opstel wordt benadrukt dat Van Soest als jurist bekendstond om zijn indrukwekkende hoeveelheid belastingrechtelijke kennis en even nadrukkelijke mening. De lezers maken kennis met Van Soest als student in Leiden, als hoogleraar belastingrecht aan de Universiteit van Amsterdam en (vanaf 1974) als advocaat-generaal bij de Hoge Raad.
In het tweede hoofdstuk – de kern van het boek – worden de annotaties die Van Soest schreef met betrekking tot belastingrechtelijke arresten van de Hoge Raad inhoudelijk besproken. Ook enkele commentaren op uitspraken van het gerechtshof en de Tariefcommissie passeren de revue. Pieterse signaleert hoe breed het scala aan belastingrechtelijke onderwerpen was dat Van Soest behandelde en besluit dus enkele in het oog springende kenmerken van zijn werk thematisch te ordenen. De besproken thema’s variëren van materiële vragen rondom de rechten van belastingplichtigen tot meer zelfreflexieve vragen over de motivering van beslissingen. Wie een rigide thematische opsomming verwacht, wordt verrast: de inhoudelijke bespreking van Van Soests annotaties is even dynamisch en verrassend als het bestaan van de jurist moet zijn geweest.
Wat we lezen is een aaneen¬rijging van korte levens- en rechtsfeiten, in – ondanks de thematische ordening – ogenschijnlijk willekeurige volgorde. Dat stoort niet; dit losse karakter maakt het betoog menselijk en benadrukt het brede belang van het veelzijdige en veelzeggende juridische bestaan van Van Soest.
Als annotator nam hij geen blad voor de mond, zo lezen we al snel, en wist hij met zijn stellige uitingen een aanzienlijke bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Ook Van Soests publieke reflecties op de verschillende juridische interpretatiemethoden blijven niet onbesproken. De concrete voorbeelden zijn talrijk en wie behoefte heeft aan meer illustratieve – of: illustere – annotaties kan terecht bij het uitgebreide notenapparaat, waarin vele verwijzingen zijn opgenomen.
Pieterse heeft zich duidelijk verdiept in Van Soest en zijn werk, maar de auteur bespreekt meer dan die twee zaken. Hier en daar wordt de hoofdtekst onderbroken door grijze tekstblokken, waarin nog wat ‘historiografische wetenswaardigheden’ (terzijdes, historische feiten, beschrijvingen van bekenden van Van Soest, et cetera) zijn opgenomen. Inhoudelijk bieden ze een welkome inbedding van de annotaties in historische context; door hun vorm en plaats in de tekst benadrukken ze nogmaals het speelse en onbevangen karakter van dit werk, dat Pieterse het bewust – zo lezen we in de inleiding – en mijns inziens ook geslaagd heeft gegeven.
Na hoofdstuk twee volgt een derde en laatste hoofdstuk, met ‘enkele bevindingen’. Pieterse besteedt hierin kort aandacht aan inspiratiebronnen van Van Soest, die de vorm en inhoud van zijn werk hebben beïnvloed. Daarna volgt een opsomming van opvallendheden die Pieterse bij het schrijven van zijn opstel signaleerde. Het boek eindigt met Van Soests ziekte en einde van zijn werkzaamheden. De lezer blijft achter, zowel onder de indruk als benieuwd naar de biografische schets over Van Soest die Pieterse voornemens is te schrijven; het mooie Taal en compositie was ‘slechts een voorstudie’. (LvdB)
L.J.A. Pieterse
Taal en compositie. Oog in oog met J. van Soest (1929-2006) als annotator
Den Haag: Boom juridisch 2020, 116 p., € 22,50