Rechterlijke discretie
Boekbespreking. Wat maakt een oratie waard om gelezen te worden, ook nog (lang) nadat deze is uitgesproken? Het zijn doorgaans ingewikkelde werken om als lezer inhoudelijk te duiden. Enerzijds is de lezer zich ervan bewust dat een oratie niet kan ingaan op alle nuances van het academische debat waaraan het werk probeert bij te dragen, anderzijds is de lezer toch op zoek naar een enigszins belanghebbende toevoeging aan dat debat. Het ene onderwerp leent zich hiervoor beter dan het andere. Op het eerste gezicht lijkt een oratie met de (interpretatieve) vrijheid van de rechter bij de uitoefening van diens rechterlijke taak en de daarbij benodigde attitude als onderwerp een moeilijk werk om nog iets mee toe te voegen aan het debat. Is het meeste immers inmiddels niet gezegd over de taak – en de bijbehorende vrijheden en restricties – van de rechter?
Bijzonder hoogleraar rechtspraak Bakker moet zich hiervan ook bewust zijn geweest toen hij ging zitten om zijn Nijmeegse oratie Rechterlijke discretie te schrijven. Dat bewustzijn heeft er wellicht aan bijgedragen dat het hem alsnog gelukt is een oratie over dit onderwerp te schrijven, waaraan de lezer nieuwe inzichten kan ontlenen. Dit is zeker niet het zoveelste werk dat een overzicht wil geven van de verschillende methoden van rechterlijke interpretatie. Door breder te kijken, maar wel aandacht te hebben voor voorgaande theoretische beschouwingen, komt Bakker met deze oratie tot een interessante praktische bespiegeling op de (interpretatieve) vrijheid van de rechter.
Al in het inleidende hoofdstuk van het boek geeft Bakker zich rekenschap van de eeuwenlange discussie over de taak en methode van de rechter, om vervolgens een geheel eigen draai aan het onderwerp te geven. Voordat hij de (grenzen aan) de vrijheid van rechters bespreekt, zet hij in het tweede en derde hoofdstuk voor zowel het privaatrecht als het publiekrecht uiteen in hoeverre rechters werkelijk vrijheid hebben bij het uitoefenen van hun taak; hebben rechters de vrijheid om keuzes te maken bij het interpreteren van het privaat- en publiekrecht? Conclusie: dat hebben ze altijd. In het vierde hoofdstuk wordt het volgens mij spannend. Daarin richt Bakker zich op de vraag wat rechters met die vrijheid moeten.
De rechter moet zich volgens Bakker realiseren dat die vrijheid bij het interpreteren van het recht een gebonden vrijheid is, omdat die er is om de rechtsgemeenschap te dienen. Hoe kan een rechter omgaan met die vrijheid? Voor het antwoord op die vraag grijpt Bakker terug naar Aristoteles: de rechter moet een beroep doen op diens phronèsis, praktische wijsheid. Door te handelen naar inzichten verkregen uit praktische wijsheid, wordt namelijk altijd het gemeenschapsbelang meegewogen. Enerzijds geeft de praktische wijsheid rechters de ruimte om het recht te vernieuwen waar nodig. Anderzijds worden rechters die handelen naar de praktische wijsheid gebonden aan de rechtsgemeenschap, waardoor zij ook worden gebonden aan de daarbinnen geldende redenerings- en motiveringsvereisten.
Het betoog in het vierde hoofdstuk had aan kracht kunnen winnen door de ogenschijnlijk modebewuste bespreking van de consequenties van (generatieve) kunstmatige intelligentie en de implicaties voor Maatschappelijke Effectieve Rechtspraak (hoofdstuk vijf) achterwege te laten. Dat had ruimte gelaten voor een diepgaandere filosofische reflectie op praktische wijsheid én voor concretere voorbeelden en handvatten voor het gebruiken van praktische wijsheid in de raadkamer.
Desondanks is deze oratie het zeker waard om ook nog (lang) nadat ze is uitgesproken te lezen. Lezers die de beoordelingsvrijheid van rechters minder vanuit de interpretatiemethoden en meer vanuit de benodigde houding van rechters willen begrijpen, kunnen deze oratie niet overslaan. Het is een spannend werk, dat het verdient gelezen te worden. (KHa)
P.S. Bakker
Rechterlijke discretie
Oratie RU, Onderzoekcentrum voor Staat & Recht (SteR), Den Haag: Boom juridisch 2023, 37 p., € 25
Categorie: Boekbesprekingen