E.M.H. Hirsch Ballin
De langdurige openbare discussie over de vraag of en, zo ja, in welke vorm Nederland naar het voorbeeld van andere landen - de Scandinavische landen voorop - een officiële ombudsman zou moeten krijgen, is voorlopig afgesloten met de totstandkoming van de Wet van 4 februari 1981 (Stb. 35). houdende instelling van het ambt van Nationale ombudsman en wijziging van een aantal wetten (Wet Nationale ombudsman). Het wetsontwerp 14178 dat aan deze wet ten grondslag ligt, was in 1976 onder verantwoordelijkheid van de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken De Gaay Fort man en de toenmalige Minister van Justitie Van Agt aan het parlement aangeboden. Het is door hun opvolgers Wiegel en De Ruiter en door de Tweede Kamer op verscheidene punten gewijzigd, onder meer wat de aanduiding van het ambt betreft: het oorspronkelijke wetsontwerp sprak van een ‘Commissaris van onderzoek’. De voorbereidingen voor de inwerkingtreding zijn thans reeds een goed eind op gang. Er wordt naar gestreefd dat de eerste ombudsman of -vrouw op 1 januari 1982 het werk ter hand zal kunnen nemen. Afgezien van de vervulling van de politietaken is de wet voorshands niet van toepassing op gedragingen van de gedecentraliseerde overheidsorganen en hun ambtenaren.
Annotaties en wetgeving | Wetgeving
juni 1981
AA19810295