Dilemma’s rond gezagsbeëindiging bezien vanuit de praktijk

UCERF 13 - Actuele ontwikkelingen in het familierecht


De auteur gaat in deze bijdrage in op de nieuwe kinderbeschermingswetgeving die in 2015 in werking is getreden. Daarin zijn door de wetgever duidelijke keuzes gemaakt die het belang van kind zouden moeten dienen. In de bijdrage staat centraal welke problemen in de praktijk worden ervaren met de toepassing van de nieuwe wet door medewerkers van de Raad voor de Kinderbescherming, die hierbij een cruciale rol spelen. Met de nieuwe wetgeving is het begrip ‘aanvaardbare termijn’ van groot belang geworden. Kort geformuleerd: als de ouders binnen een aanvaardbare termijn de opvoeding van het ernstig in zijn ontwikkeling bedreigde kind verantwoord op zich kunnen nemen, dan is een ondertoezichtstelling aangewezen. Het gezag blijft bij de ouder(s), maar is beperkt. Is dat niet zo, dan komt een gezagsbeëindiging in beeld. Het gaat hier om zeer ingrijpende maatregelen, waarbij de Staat zich moet inspannen in het belang van het kind en de inbreuk op het familieleven niet groter mag zijn dan noodzakelijk. Er zijn verschillende situaties waarmee men in de praktijk worstelt. Een van de drie kwesties uit de bijdrage: als niet duidelijk is in hoeverre geïnvesteerd is in een terugkeer van het kind naar huis, terwijl de ouder goede stappen heeft gezet, is gezagsbeëindiging dan een optie en onder welke voorwaarden? De auteur trekt in dit verband een aantal conclusies die voor een ieder die op dit terrein actief is, relevant zijn.