De ruzie met de hamer: het ontslag op staande voet en de gevolgen voor de werknemer
Hoge Raad 12 februari 1999, nr. 16732, C97/211HR, ECLI:NL:HR:1999:ZC2846, JAR 1999/102
Uit artikel 7:677, lid 1 BW volgt dat de werkgever niet schadeplichtig is, indien hij de dienstbetrekking onder de aldaar aangegeven voorwaarden om een dringende reden opzegt. Daarmee laat zich bezwaarlijk rijmen dat een met recht wegens een dringende reden gegeven ontslag desondanks kennelijk onredelijk kan zijn, zodat de werkgever op die grond wel schadeplichtig zou zijn. Een en ander past ook overigens niet in de wettelijke regeling van het einde van de arbeidsovereenkomst in het BW. Bij de beoordeling van de vraag of van een dringende reden sprake is, moeten de omstandigheden van het geval en ook de persoonlijke omstandigheden van de werknemer in aanmerking worden genomen.
U heeft geen toegang tot de download(s) van dit product.
Login of bekijk onze abonnementen