Toont alle 11 resultaten

Beantwoording rechtsvraag (172) zeerecht

F.A. van Bakelen

In dit artikel wordt ingegaan op een rechtsvraag inzake het zeerecht welke vraag in drie deelvragen uit een viel. Het eerste gedeelte gaat om een goederenrechtelijke verdeling van een buiklading. Vervolgens komt een volgclausule aan de orde en als laatste wordt er ingegaan op zekerheidsrechten.

Perspectief | Rechtsvraag
februari 1988
AA19880128

Boek 8 en het internationaal privaatrecht

J.C. Schultsz

In dit artikel wordt een nieuwe wet inzake het internationaal privaatrecht besproken, te weten 'Enige bepalingen van internationaal privaatrecht met betrekking tot het zeerecht en het binnenvaartrecht'. In deze wet komen moderne verwijzingsregels voor die niet alleen bepalen wanneer de Nederlandse wet op een bepaalde vervoersovereenkomst van toepassing is.

Bijzonder nummer | Vervoersrecht
mei 1993
AA19930351

Consequenties van weigering door Rusland en China om deel te nemen aan zeerechtarbitrage

O. Spijkers

Post thumbnail

Wat zijn de juridische en praktische consequenties van niet-deelname, door de verwerende staat, aan zeerechtarbitrage? Deze vraag wordt behandeld door de niet-deelname van Rusland aan de Arctic Sunrise-arbitrage en de niet-deelname van China aan de arbitrage inzake de Zuid-Chinese Zee, te bestuderen en deze procedures met elkaar te vergelijken. Hoe ver moeten de arbiters gaan om, ondanks de afwezigheid van één van de twee partijen in het geschil, toch tot een gebalanceerd oordeel te komen? Moeten de arbiters dan zelf maar argumenten gaan bedenken die de niet-deelnemende Staat mogelijk had kunnen opwerpen of gaat dat te ver?

Rode draad | Te land, ter zee en in de lucht
december 2017
AA20171016

Het zeerecht is het oudste recht

Interview met prof.mr. H. Schadee

H.J. van Kooten, I. Reuder

De Schadee's zijn sinds 1724 werkzaam geweest als advocaten, notarissen en dispacheurs in Rotterdam. Na een jaar klassieke talen en rechten te hebben gestudeerd in Genève, heeft Henri Schadee (1910) zijn rechtenstudie in Leiden afgerond om vervolgens praktijkervaring op te doen in Engeland en Duitsland. In 1936 wordt Schadee beëdigd als advocaat en procureur te Rotterdam. Ruim 10 jaar later wordt hij lid van de Subcommissie Handelsrecht van de Staatscommissie inzake de herziening van de Nederlandse Burgerlijke Wetgeving. Hij zal zijn wetgevende activiteiten ook op internationaal niveau ontplooien. Zo was hij betrokken bij de totstandkoming van onder andere de York-Antwerp Rules (1950) en bij de werkzaamheden van het Comité Maritime International (CMI). Schadee's bekendste wetgevingsprodukt echter is het achtste boek van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, 'Verkeersmiddelen en vervoer'. Geadviseerd door uit praktijkmensen samengestelde commissies die hij de 'Zwoegers' of de 'Mandarijnen' noemde, kon hij in 1972 het eerste stuk van Boek 8 (over zee- en binnenvaartrecht) aan de minister aanbieden. Het tweede stuk (over wegvervoer) volgde in 1976. Hij heeft het ontwerp zelf als regeringscommissaris in het parlement verdedigd. In 1963 werd Schadee benoemd tot buitengewoon hoogleraar vergelijkend zeerecht in Leiden. Bij het bereiken van de zeventigjarige leeftijd nam hij afscheid. Van 1967 tot 1975 heeft hij tevens een leeropdracht vervoersrecht vervuld aan de Nederlandse Economische Hogeschool te Rotterdam, de huidige Erasmus Universiteit. In aanwezigheid van Schadee's opvolger in Leiden, prof.mr. R.E. Japikse, spraken wij met hem over het zeerecht, het belang van vervoersrechtelijke verdragen, het Romeinse recht en natuurlijk over zijn geesteskind, Boek 8 BW.

Bijzonder nummer | Vervoersrecht
mei 1993
AA19930339

Hulpverlening in het zeerecht

R. Cleton

Hulpverlening aan schepen is een van de typisch traditionele instituten van het zeerecht en als zodanig aan te merken als een particularisme van het zeerecht. Dit instituut is sinds 1910 geregeld in het Brusselse Verdrag inzake hulp en berging. In deze bijdrage worden het juridische karakter van hulpverlening en de voorwaarden waaronder hulploon kan worden toegekend, nader geanalyseerd. Daarbij wordt met name aandacht besteed aan het zogenaamde 'no cure, no pay'-beginsel. Tevens wordt het nieuwe Hulpverleningsverdrag besproken, waarin de mogelijkheid is opgenomen om aan de hulpverlener in de vorm van een bijzondere vergoeding een beloning toe te kennen voor de door hem verrichte inspanningen om schade aan het milieu te voorkomen of te verminderen.

Bijzonder nummer | Vervoersrecht
mei 1993
AA19930414

maart 1989

Katern 30: Vervoersrecht

M.W.E. Koopmann

december 1989

Katern 33: Internationaal privaatrecht

D. Kokkini-Iatridou

juni 1994

Katern 51: Handels- en faillissementsrecht

M.W.E. Koopmann

december 1994

Katern 53: Volkenrecht

I.F. Dekker, N.J. Schrijver

september 1998

Katern 68: Europees recht

- UL Europa Instituut

Strafbaarstelling mensensmokkel hindert hulp asielzoekers

P.R. Rodrigues

Hulporganisaties die actief zijn op de Middellandse Zee worden beschuldigd van mensensmokkel vanwege hun reddingsacties van bootmigranten. Natuurlijk moeten uitbuiting en het in levensgevaar brengen van asielzoekers door mensensmokkelaars worden voorkomen. Deze bijdrage gaat in op de vraag wanneer humanitaire hulp moet worden aangemerkt als strafbaar gedrag en welke rol de mensenrechtenverdragen bij die beoordeling spelen.

Opinie | Opiniërend artikel
oktober 2019
AA20190761

Toont alle 11 resultaten