huwelijkse voorwaarden

Resultaat 13–19 van de 19 resultaten wordt getoond

Huwelijkse voorwaarden en daarvan afwijkend, onderling overeenstemmend gedrag van echtgenoten

A.J.M. Nuytinck

Hoge Raad 18 juni 2004, nr. C03/021HR, ECLI:NL:HR:2004:AO7004, NJ 2004, 399 In dit arrest en de daarbij behorende noot van Nuytinck komt aan de orde dat partijbedoelingen de werking van huwelijkse voorwaarden nooit buiten werking kunnen stellen. De Hoge Raad maakt daar echter een nuance bij die volgens Nuytinck onaanvaardbaar is; bij ontbinding van het huwelijk kan er namelijk volgens de Hoge Raad op grond van de redelijkheid en billijkheid na onderling overeenstemmend gedrag toch een uitzondering gemaakt worden op de huwelijkse voorwaarden.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
juni 2005
AA20050472

Huwelijksvermogensrecht en derden

B.E. Reinhartz

In het gewone vermogensrecht, neergelegd in de Boeken 3, 5, 6 en 7 BW, geldt een aantal basisbeginselen waarop het huwelijksvermogensrecht ook tegenwoordig nog inbreuk maakt. Voor de wetswijziging in 1992 geschiedde dat in nog grotere mate. In deze bijdrage zal ik mij afvragen of het voor de derde in bepaalde situaties uitmaakt of zijn wederpartij al dan niet getrouwd is. Tot slot zal ik ook een korte beschouwing wijden aan de vraag of de tendensen in het huwelijksvermogensrecht stroken met individualiseringstendensen die wij in de samenleving waarnemen.

Bijzonder nummer | De derde in het recht
mei 1997
AA19970279

december 2000

Katern 77: Burgerlijk recht

I. Brand, R.M.Ch.M. Koot, L. Reurich, B.T.M. van der Wiel

Rechtsvraag (236) Huwelijksvermogensrecht

M.J.A. van Mourik

Rechtsvraag op het gebied van het huwelijksgoederenrecht. Een huwelijks goederengemeenschap wordt verdeeld om op die manier fiscale aanspraken uit de weg te gaan. Vervolgens slaat de Ontvanger de vrouw in kwestie wel aan voor de helft van de belastingschuld op grond van 1:102 BW. De vraag is hoe dit mogelijk is na verdeling van de gemeenschap.

Perspectief | Rechtsvraag
november 1994
AA19940771

Verjaring en verlenging van verjaring tussen echtgenoten

A.J.M. Nuytinck

Hoge Raad 23 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1936 (mrs. M.J. Kroeze, T.H. Tanja-van den Broek, H.M. Wattendorff, F.J.P. Lock en F.R. Salomons; A-G M.L.C.C. Lückers) Verjaring. Huwelijksvermogensrecht. Vergoedingsrecht uit hoofde van huwelijkse voorwaarden in verband met vermogensverschuiving tussen echtgenoten. HR 12 juni 1987, ECLI:NL:HR:1987:AC2558 (Kriek/Smit). Artikel 1:87 BW. Had hof in plaats van aan verjaringstermijn van twintig jaar van artikel 3:306 BW overeenkomstige toepassing moeten geven aan verjaringstermijn van vijf jaar van artikel 3:307 lid 1 BW, althans die van artikel 3:308, 309 of 310 lid 1 BW? Begrip ‘vermogensrecht’ in artikel 3:326 BW en vergelijkbare schakelbepalingen. Verlenging als bedoeld in artikel 3:320 BW in verbinding met artikel 3:321 lid 1 aanhef en onder a BW.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
februari 2023
AA20230134

Vernietiging van huwelijkse voorwaarden, houdende ‘koude uitsluiting’, op grond van dwaling (Zeeuwse huwelijkse voorwaarden)

A.J.M. Nuytinck

Hoge Raad 9 september 2005, nr. C04/096HR, ECLI:NL:HR:2005:AT8238, JOL 2005, 469 (Zeeuwse notaris) Ten eerste komt hier aan bod of het mogelijk was dat huwelijkse voorwaarden staande het huwelijk nog moeten worden opgesteld. Echter spelen hier ook de interne aspecten van de huwelijkse voorwaarden. Er werd hier namelijk dwaling van de kant van de vrouw aangenomen omdat zij er niet van op de hoogte was dat ze geen recht had op de vruchten van de arbeid van de man, maar dacht dat het alleen om externe werking ging.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
januari 2006
AA20060046

Waarom moeilijk doen als het makkelijk kan?

Over zelfbeschikking en rechtsbescherming bij het aangaan van een huwelijk

B.C.M. Waaijer

Post thumbnail Zouden aanstaande echtgenoten in plaats van de van rechtswege geldende, nieuwe wettelijke beperkte gemeenschap van goederen, niet eenvoudig moeten kunnen kiezen voor de oude algehele gemeenschap van goederen? Dus zonder dat zij daarvoor huwelijksvoorwaarden ten overstaan van een notaris hoeven te maken? De auteur geeft aan dat we met het daartoe strekkende consultatiewetsvoorstel niet op de goede weg zijn.

Opinie | Opiniërend artikel
december 2018
AA20180996

Resultaat 13–19 van de 19 resultaten wordt getoond