hulp bij zelfdoding

Toont alle 8 resultaten

Abortus, euthanasie en hulp bij zelfdoding

N. Rozemond

Overig | Rode draad | Canon van het Recht
april 2010
AA20100285

Chabot-arrest

M.S. Groenhuijsen

Hoge Raad 21 juni 1994, nr. 96.972, ECLI:NL:HR:1994:AD2122 (Chabot) Hulp bij zelfdoding door psychiatrische patiënt. Vrije wilsbepaling. Behoedzaamheid bij onderzoek naar noodtoestand. Afdoening door de Hoge Raad. Arrest en bijbehorende noot in het kader van de rode draad 'Materieel strafrecht in beweging' over de strafbaarheid van hulp bij zelfdoding. In dit arrest formuleert de Hoge Raad een aantal regels waaraan een beroep op noodtoestand bij hulp bij zelfdoding moet voldoen. Er moet sprake zijn van uitzichtloos lijden van de patiënt, welk leiden overigens niet aan een somatische ziekte hoeft te liggen en van de oorzaak van het uitzichtloos leiden dient te worden geabstraheerd. Verder moet de keuze van de patiënt om niet meer verder te willen leven een vrije keuze zijn. Tenslotte moet de arts die beoordeeld of aan de eerste twee voorwaarden is voldaan een vakgenoot inroepen die bovengenoemde eisen controleert. In de noot bij dit arrest wordt dieper op de problematiek ingegaan mede in het licht van veranderende maatschappelijke inzichten en gevoelens die misschien tot andere regels rondom hulp bij zelfdoding en euthanasie nopen. Dieper wordt er ingegaan op de eisen die de Hoge Raad formuleert voor een geldig beroep op noodtoestand.

Annotaties en wetgeving | Annotatie | Overig | Rode draad | Materieel strafrecht in beweging
november 1994
AA19940738

Euthanasie bij kinderen onder de 12 jaar toestaan?

A.C. Hendriks

Post thumbnail Diverse personen wensen hun leven met behulp van een medisch deskundige eerder te (laten) beëindigen. In Nederland kan dat onder bepaalde voorwaarden. De Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (Wtl) biedt artsen duidelijkheid over wat hen in dergelijke situaties is toegestaan. Artsen hoeven bij naleving van de wettelijke zorgvuldigheidseisen niet te vrezen voor strafrechtelijke vervolging dankzij een bijzondere strafuitsluitingsgrond in het Wetboek van Strafrecht. Deze strafuitsluiting geldt volgens de wet alleen voor levensbeëindiging van personen van 12 jaar en ouder. Buiten de wet om bestaat er in uitzonderlijke situaties de mogelijkheid het leven van een pasgeborene (tot 1 jaar) te beëindigen. Is het inmiddels tijd om het leven van kinderen tussen de 1 en 12 jaar in voorkomende gevallen ook te kunnen beëindigen zonder dat de arts strafrechtelijk wordt vervolgd? Een analyse en een voorstel voor een antwoord op deze vraag.

Verdieping | Verdiepend artikel
maart 2024
AA20240211

Haaks op de WTL

Reactie op 'Hulp bij zelfdoding: een zaak voor justitie? Gedachtes naar de aanleiding van de zaak Ton Vink'.

T. Vink

In dit artikel Ton Vink een reactie op een eerder gepubliceerd artikel in Ars Aequi over de zorgvuldigheidseisen bij hulp bij zelfdoding en betoogt dat de zorgvuldigheidseisen uit de WTL niet van toepassing zijn op niet-artsen. (zie ook: Rb. Amsterdam, 22-1-2007, LJN: AZ6713).

Opinie | Reactie/nawoord
oktober 2007
AA20070760

Het Amerikaanse federaal constitutioneel stelsel (Digitaal boek)

Van binnenuit en in Europees perspectief

W.C. Balfoort, A. Bood, J. Griffiths, I.E. Reimert

Post thumbnail Aan de hand van een drietal staatsrechtelijke controverses wordt het Amerikaanse federaal rechtssysteem op inzichtelijke wijze besproken.

9789069168760 - 03-05-2012

Hulp bij zelfdoding: een zaak voor justitie?

Gedachtes naar aanleiding van de zaak Ton Vink

G.R.M. van Dijk, A.C. Hendriks

Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State (ABRvS), 22 januari 2007, ECLI:NL:RBAMS:2007:AZ6713, LJN AZ6713, nr. 13/052076-04 Zelfdoding is volgens het Nederlandse recht niet strafbaar. In geval van hulp bij zelfdoding kan daarentegen wel strafrechtelijk worden opgetreden. Dat de betreffende bepaling in het Wetboek van Strafrecht (art. 294 Sr.) bepaald geen dode letter is, blijkt uit de recente zaak Ton Vink. De uitspraak van de rechter spitst zich toe op de uitleg van het criterium behulpzaam zijn bij en concludeert tot vrijspraak. Principiële vraag blijft echter of een dergelijk verbod nog wel van deze tijd is, waarin de zelfbeschikking van de burger voorop staat. Rb. Amsterdam 22 januari 2006

Verdieping | Verdiepend artikel
april 2007
AA20070323

september 2002

Katern 84: Gezondheidsrecht

G.A. van Eikema Hommes

maart 2005

Katern 94: Gezondheidsrecht

W.R. Kastelein

Toont alle 8 resultaten