Vind een Maandblad-aflevering
Kies de maand en het jaar waarin het nummer dat je zoekt is verschenen en ga naar de aflevering.
* Van 2012 tot en met heden vind je naast de artikelen van de betreffende maand ook het volledige nummer integraal.
* Vóór 2012 vind je per nummer alleen de losse artikelen die in dat nummer zijn verschenen en kun je niet het volledige nummer integraal bekijken.
Maandblad april 2013
Veroordeling en Vrijspraak bij het ICC. Lubanga, Ngudjolo en Controversiële Aansprakelijkheidsconstructies
E. van Sliedregt
Internationaal Strafhof/International Court of Justice (ICC), Trial Chamber I, Case No. ICC-01/04-01/06, 14 maart 2012 (Prosecutor v. Thomas Lubanga Dyilo); Internationaal Strafhof/International Court of Justice (ICC), Trial Chamber II, Case No. ICC 01/04-02/12, 18 december 2012 (Prosecutor v. Mathieu Ngudjolo Chui) Zie de volledige uitspraak Prosecutor v. Thomas Lubanga Dyilo Zie de volledige uitspraak Prosecutor v. Mathieu Ngudjolo Chui
Annotaties en wetgeving | Annotatie
april 2013
AA20130302





De ‘uitvinding’ van het grensoverschrijdend verbod door de Nederlandse rechter aan het begin van de jaren negentig resulteerde destijds in een ware stortvloed aan spraakmakende internationale octrooizaken, die zich bij de Nederlandse octrooirechter aandienden. Met de introductie in 1998 van de ‘spin-in-het-web’-leer, schroefde het Hof Den Haag de mogelijkheden voor grensoverschrijdende verboden echter fors terug. Het Europese Hof van Justitie kwam vervolgens met arresten waarmee in de praktijk het doek voor grensoverschrijdende octrooiprocedures feitelijk gevallen leek te zijn. Recente arresten van het Hof van Justitie in een reeks van zaken lijken de deur voor ‘cross-border injunctions’ weer open te zetten. Alle reden om aan de hand van de recentere jurisprudentie de mogelijkheden tot grensoverschrijdend optreden in kaart te brengen.
Het Nederlandse strafprocesrecht kent in artikel 217 aanhef en onder 3 Sv alleen een verschoningsrecht toe aan bloed- of aanverwanten in de rechte lijn en in de zijlijn tot in de derde graad en aan de (voormalig) echtgenoot of (voormalig) geregistreerd partner, maar niet aan informele samenleefrelaties. Ongehuwd samenlevende partners moeten dus getuigen, ook als dat strafrechtelijk gezien in het nadeel van hun partner is. Een zaak waarin dit zich voordeed is voorgelegd aan het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, dat in april 2012 uitspraak heeft gedaan. Deze beslissing staat in dit artikel centraal.
In hoeverre kunnen partijen bij procesovereenkomst afwijken van het burgerlijk procesrecht? Is het bijvoorbeeld mogelijk om de toegang tot de rechter bij overeenkomst geheel uit te sluiten? Is een geheimhoudingsbeding, op grond waarvan het partijen niet is toegestaan om bepaalde mededelingen aan de rechter te doen, toelaatbaar? Op deze vragen wordt in deze proefschriftbijdrage ingegaan.
Het wantrouwen jegens rechtspraak kent soms rauwe randen. Toch blijkt dit wantrouwen gepaard te gaan met de facto vertrouwen: mensen gaan nog steeds naar de rechter in het vertrouwen dat hun zaak onpartijdig wordt behandeld. Hoe moet deze paradox worden begrepen? En hoe dient de rechtspraak daarmee om te gaan?