De rechter spreekt door zijn vonnis
Rechterlijke uitspraken, vooral die van de hoogste rechter, roepen nogal eens interpretatieproblemen op. Zo zou Einstein ooit hebben verzucht dat hij niet wist wat moeilijker te begrijpen is: de relativiteitstheorie of de beslissingen van de Amerikaanse Supreme Court. Ligt het dan niet voor de hand om bij interpretatieproblemen de rechters te vragen hun uitspraak toe te lichten? Wie dat doet, krijgt in de meeste gevallen nul op rekest met als argument “dat de rechter door zijn vonnis spreekt.” Daarmee wordt bedoeld dat het niet op de weg van een rechter ligt om zijn eigen beslissing van commentaar te voorzien of te verduidelijken, tenzij er sprake is van duidelijke verschrijvingen of (reken)fouten.
Waarom niet? De reden is van procesrechtelijke aard. De rechter die naderhand zijn uitspraak toelicht, doet dat niet binnen het kader van een juridisch geschil dat waarborgen voor een goede procesgang beoogt te bieden, bijvoorbeeld voor een juist en eerlijk verloop van het verhoor van een getuige. De toelichting kan bovendien al snel worden opgevat als een verbetering of wijziging van de uitspraak, dat wil zeggen als een authentieke interpretatie daarvan. En dan is niet duidelijk wat daarvan de rechtsgevolgen zijn. Verliest bijvoorbeeld de reeds verstrekte grosse van die uitspraak dan haar kracht? En als men besluit in beroep te gaan, gaat men dan in beroep tegen de uitleg van die beslissing of enkel tegen de beslissing?
Daarom geldt als uitgangspunt dat de rechter zich dient te onthouden van uitlatingen achteraf over een door hem berechte zaak: de rechter spreekt door zijn vonnis. De tekst van de uitspraak dus, en alléén die tekst.
Filosofisch geschoolde lezers zullen hierin de poststructuralistische strijdkreet “la mort de l’auteur!” (“de dood van de auteur!”) herkennen. De uitspraak is van de Franse filosoof Roland Barthes (1915-1980) die hiermee, enigszins geëxalteerd, tot uitdrukking brengt dat wij bij het begrijpen van een literaire tekst ons niet moeten afvragen wat de historische auteur van het stuk bedoelde, maar wat de tekst zelf, als onderdeel van een canon van teksten, ons heeft te zeggen. Lezen, in Barthes’ benadering, is een performatieve handeling waarbij aan de woorden en zinnen van een literair werk betekenis wordt toegekend. Daarbij ondergaat het werk de invloed van eerder gelezen literaire werken. Een tekst heeft daarom niet één betekenis—die van de historische auteur—maar de betekenis die de lezer hier en nu, op het kruispunt van talloos veel andere teksten, eraan toekent.
Ook rechterlijke uitspraken lezen wij als een tekst op het kruispunt van andere teksten: wet, doctrine, jurisprudentie, conclusies en annotaties. Iedere uitspraak is altijd ook een commentaar op wet en jurisprudentie. Het bevestigt eerdere rechtspraak of wijkt daarvan af, het verruimt of verfijnt de toepassing van een bepaling. Betreft het een uitspraak in cassatie, dan wordt in de Conclusie van de advocaat-generaal het hele arsenaal aan teksten besproken die resoneren in het advies. Voor de Conclusie geldt bij uitstek het woord van Barthes dat teksten niet ‘oorspronkelijk’ zijn, maar veeleer ‘een weefsel van citaten’.
Maar, zou men kunnen tegenwerpen, wij vragen ons toch af hoe de Hoge Raad een bepaling heeft uitgelegd, of wat de wetgever met een regeling heeft bedoeld? Toont dat niet aan dat we ons bij de uitleg van een wet of de jurisprudentie wel degelijk laten leiden door de auteur ervan? Volgens Barthes dienen wij echter te onderscheiden tussen de auteur die de tekst schreef (de oorspronkelijke auteur) en de auteur met wie wij in gesprek zijn op het moment dat wij diens tekst lezen. Die auteur is een reconstructie aan wie wij een bedoeling toeschrijven op basis van de tekst die voor ons ligt en talloze andere, eerder gelezen teksten die samen de context vormen van onze reconstructie.
Ook rechterlijke uitspraken hebben één of meer oorspronkelijke auteurs. Op het moment dat de uitspraak is gedaan wordt het onderdeel van het mozaïek van eerdere uitspraken en wetstoepassingen. Het is nu niet langer de oorspronkelijke auteur die de betekenis van de uitspraak bepaalt. De wereld heeft bezit van de tekst genomen en het zijn de lezers die er de betekenis van bepalen. De oorspronkelijke auteur, de rechter, verandert zo in een auteur aan wie een bedoeling wordt toegeschreven.
Zo beschouwd, ligt in de spreuk “De rechter spreekt door zijn vonnis” dus zowel een verbod als een gebod besloten. Als verbod richt de spreuk zich tot de rechters die het vonnis of de beschikking hebben geschreven en die het verboden is zich daarover naderhand uit te laten. Dit verbod leidt tot een gebod, dat de lezer maant uitsluitend de tekst van de uitspraak als kenbron te nemen: la mort de l’auteur.