Verraderlijke verkeersopvattingen

Landjepik komt geregeld voor en blijkt vooral voor gemeenten een wezenlijk probleem te zijn (Nu.nl 25 februari 2023). Een boer die zijn akker uitbreidt door zich de berm toe te eigenen, een burger die de gemeentelijke groenstrook bij zijn tuin trekt voor wat extra buitenruimte. In dergelijke gevallen kan de rechthebbende, wiens grond gestolen is, natuurlijk vorderen dat de dief ervan afblijft (art. 5:2 BW). Na verloop van 10 jaren bij bezit te goeder trouw, of 20 jaren bij bezit te kwader trouw, raakt de grondeigenaar deze mogelijkheid echter kwijt en verliest hij zijn eigendom aan de ‘landrover’. Inbezitneming van andermans grond vereist een feitelijke machtsuitoefening en eigendomspretentie die naar buiten waarneembaar is. Dit laatste element wordt beoordeeld aan de hand van de verkeersopvattingen en uiterlijke feiten.

De verkeersopvattingen kunnen echter verraderlijk zijn, zo leert ons een zaak die februari vorig jaar voor de Hoge Raad speelde (ECLI:NL:HR:2022:308). Wij nemen u mee naar een ander land van het Nederlandse Koninkrijk: Aruba. In de onderhavige zaak was een stuk overheidsgrond sinds 1959 in gebruik door de rechtsvoorganger van Windward Leeward Watersports (WLW). In 1959 plaatste deze een bedrijfsgebouw op het terrein en later plaatste WLW er een door de overheid vergund gebouw. WLW stelt in deze procedure door verkrijgende verjaring eigenaar te zijn geworden van de overheidsgrond. Hoewel er in het algemeen strenge eisen mogen worden gesteld aan inbezitneming van overheidsgrond, zou het bezit bij dergelijk exclusief gebruik naar alle waarschijnlijkheid moeten worden aangenomen.

Het Gemeenschappelijk Hof (ECLI:NL:OGHACMB:2020:149) – en mogelijk de Hoge Raad die artikel 81 RO toepast – vond echter van niet. De Arubaanse overheid kampt al sinds jaar en dag met ‘landrovers’. Het hof stelt daarom dat de overheid dergelijk gebruik gedoogt, zolang zij de grond zelf niet nodig heeft. Naar verkeersopvattingen zijn dergelijke gebruikers hooguit houders voor de overheid, en dus geen bezitters. Dit doet wat vreemd aan. Het hof lijkt hiermee namelijk het feitelijke karakter van bezit uit het oog te verliezen. Het gevolg van de uitspraak van het hof is dat de verkeersopvattingen worden ingevuld aan de hand van rechtspolitieke overwegingen. Welke handelingen zou de pretense eigenaar bovendien nog kunnen verrichten om kenbaar te maken dat hij niet voor de overheid, maar voor zichzelf ‘houdt’? Moest WLW dan expliciet het recht van de overheid tegenspreken? Een dergelijke uitleg van de verkeersopvattingen maakt verkrijgende verjaring van overheidsgrond in feite onmogelijk. Om de verkrijgende verjaring van overheidsgrond de doodsteek toe te brengen is op 1 april 2014 artikel 3:106a Arubaans BW in werking getreden, waarin verkrijgende verjaring is uitgesloten als de bezitter wist of behoorde te weten dat de grond aan de overheid toebehoorde. Wist je het niet, dan staan de verkeersopvattingen aan verjaring in de weg. Wist je het wel, dan blokkeert dit artikel de verkrijging.

In Nederland hebben zich vergelijkbare casus voorgedaan. In 2016 oordeelde het hof Den Bosch dat de maatstaf voor inbezitneming van gemeentegrond streng ingevuld dient te worden (ECLI:NL:GHSHE:2016:4559). Die strenge maatstaf heeft meerdere redenen. De belangrijkste reden is dat gemeentegrond vaak versnipperd is, waardoor gemeenten niet intensief kunnen controleren op gebruik daarvan. Het hof gaat echter nog verder. Volgens het hof wordt inbezitneming van gemeentegrond niet snel aangenomen omdat de gemeente gebruik van haar eigendommen pleegt te gedogen. Zonder deze strenge eis zou zij het gedogen ten nadele van de samenleving niet meer kunnen voortzetten. Rechtspolitieke doeleinden vullen ook hier de verkeersopvattingen in. Daar kan men de nodige vraagtekens bij plaatsen. Bezit heeft immers een feitelijk karakter: er moet sprake zijn van een naar buiten waarneembare eigendomspretentie. Het strookt naar onze mening niet met de wettelijke regeling van bezit om het gedoogbelang in de verkeersopvatting te betrekken. Daarnaast kan de vraag worden gesteld of er op de gemeente niet een zorgplicht rust om het gebruik van haar eigendom tijdig te regelen. Doet zij dit niet, dan wordt zij daarvoor in feite (terecht) bestraft doordat verkrijgende verjaring optreedt.

Het is uiteraard vervelend als de overheid kostbare grond verliest waarvan zij het gebruik niet intensief kan controleren. Daarom geldt ook een strenge maatstaf voor inbezitneming van overheidsgrond. Om echter geen bezit aan te nemen wanneer iemand een stuk overheidsgrond feitelijk wél voor zichzelf houdt, zou de verkeersopvattingen te veel geweld aandoen. Als de overheid koste wat het kost haar grond wil behouden, zal zij ofwel vaker moeten controleren op ‘landrovers’, ofwel inspiratie moeten opdoen in Aruba en een met artikel 3:106a ABW vergelijkbaar artikel opnemen.

Dit redactioneel van Asaf Elvan & Daan de Vries is verschenen in Ars Aequi april 2023.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *