Tussen doorgeefluik en waakhond: de rol van onlineplatforms bij misleiding
Oplichters hebben een nieuwe misleidingstechniek aan hun repertoire toegevoegd: deepfakes (‘Deepfakes politici op Meta en X, ondanks afspraken over weren ervan’, nos.nl). Deze technologie wakkert de discussie over een zorgplicht voor onlineplatforms opnieuw aan. Recente rechtszaken, zoals die van Jort Kelder tegen Google wegens het gebruik van zijn beeltenis voor nepadvertenties over bitcoins, hebben deze discussie verder op scherp gezet (Hof Amsterdam 26 maart 2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:767).
De primaire verantwoordelijkheid voor onrechtmatige advertenties ligt juridisch gezien bij de adverteerders zelf. Onlineplatforms fungeren in beginsel slechts als intermediairs en kunnen zich beroepen op aansprakelijkheidsuitsluitingen, zoals die voor hostingproviders in artikel 6 van de Digitaledienstenverordening ((EU) 2022/2065). Platforms zoals Facebook faciliteren onrechtmatig gedrag, maar worden niet als directe veroorzakers van schade aangemerkt (Tjong Tjin Tai, WPNR 2018, afl. 7214).
Omdat platforms zoals Facebook onrechtmatig gedrag mogelijk maken zonder zelf directe schadeveroorzakers te zijn, richt de kritiek zich vooral op hun houding. Het verwijt luidt dat zij tekortschieten in het voorkomen van schadelijke handelingen – bijvoorbeeld door gebrekkig toezicht of onvoldoende voorzorgsmaatregelen (Maes 2020, p. 42). Rechters oordeelden dan ook in zaken als PVH/Facebook (Rb. Amsterdam 21 december 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:9362) en De Mol/Facebook (Rb. Amsterdam 11 november 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:8415) dat platforms niet langer als neutrale doorgeefluiken kunnen worden beschouwd wanneer zij advertenties vooraf, onvoldoende, controleren.
In de zaak Kelder speelde een andere, maar op bepaalde punten vergelijkbare, discussie: Google beweerde slechts een doorgeefluik te zijn, maar het hof oordeelde dat het platform na een melding meer had moeten doen om identieke en sterk gelijkende advertenties te weren. De zaak Kelder bevestigt dat platforms niet blind kunnen blijven voor misbruik, maar dat betekent nog geen zorgplicht. Platforms zijn immers geen opsporingsdiensten en kunnen zich beroepen op het notice-and-take-down-principe: pas wanneer zij concreet op de hoogte worden gesteld van misleidende advertenties, moeten zij optreden. Dit roept echter de vraag op of een reactieve aanpak voldoende is, nu platforms met geavanceerde algoritmes en moderatiesystemen schadelijke advertenties ook proactief kunnen signaleren.
Tegenstanders van een zorgplicht wijzen op praktische bezwaren. Platforms verwerken dagelijks miljoenen berichten en advertenties, waardoor het vrijwel onmogelijk is om schadelijke content volledig te filteren. Hoewel algoritmes kunnen helpen, zijn deze niet foutloos en kunnen ze zowel te veel als te weinig filteren. Dit brengt het risico met zich dat platforms uit angst voor aansprakelijkheid overmatig modereren, wat in strijd kan komen met de vrijheid van meningsuiting zoals beschermd onder artikel 10 EVRM (Cleiren 2020, p. 46; Keller 2020, p. 617). Daarnaast wijzen tegenstanders op de economische gevolgen van een zorgplicht (Albert, NTBR 2005/80, afl. 10, p. 482-496; Lefouli & Madio, CESifo Working Papers nr. 8919, 2021, p. 21). Het kan leiden tot een claimcultuur waarin slachtoffers zich richten op kapitaalkrachtige platforms, terwijl de werkelijke daders – de anonieme adverteerders – vaak onvindbaar blijven.
Het is duidelijk dat onlineplatforms een steeds grotere rol spelen in de verspreiding van informatie en daardoor ook een zekere verantwoordelijkheid dragen. Wordt het daarom niet tijd om wél een zorgplicht voor onlineplatforms in te voeren? De zaak Kelder laat zien dat rechters een middenweg zoeken: platforms worden niet verplicht tot preventieve controle, maar moeten wel actie ondernemen wanneer ze op de hoogte worden gesteld van misbruik. Dit sluit aan bij de Digitaledienstenverordening, die grote platforms meer verantwoordelijkheid oplegt zonder hen tot algemene plichten te dwingen.
Met de opkomst van deepfake-technologie en steeds geavanceerdere vormen van misleiding wordt deze discussie alleen maar urgenter. De huidige juridische lijn lijkt platforms meer verantwoordelijkheid te geven zonder hen volledig aansprakelijk te houden. Of dit een effectieve oplossing is, hangt af van de bereidheid van platforms om hun systemen te verbeteren en misbruik actief te bestrijden. In de tussentijd pleiten wij wel voor een invoering van een zorgplicht, om zo een meer proactieve houding voor onlineplatforms af te dwingen. De juridische strijd over deze plicht is in ieder geval nog lang niet gestreden.
Dit redactioneel van Inge Bakker & Thijs van Bellen is verschenen in Ars Aequi mei 2025.
Categorie: Redactioneel