Scripta manent. Over schrijfvaardigheid in de rechtenstudie

Zoals vaker benadrukt, onder meer in AA20190171, is taal het gereedschap van de jurist. In wetteksten, jurisprudentie, dissertaties en ook in dit maandblad wordt de juridische werkelijkheid beschreven, gevormd, aangepast en uitgelegd door deze in woorden te vatten. De jurist drukt het recht uit in taal en daar dient hij zorgvuldig mee om te gaan. Goed kunnen schrijven is daarom van wezenlijk belang voor de beoefening van de rechtswetenschap en ook voor de juridische praktijk is schrijfvaardigheid onontbeerlijk. Een groot deel van het werk van een advocaat bestaat uit het schrijven van duidelijke memo’s, adviezen, dagvaardingen en conclusies. In de rechtszaal draait het eveneens om effectief taalgebruik. Dat de raadsheren van de hoven zo veel ellenlange, middelmatige processtukken toegestuurd krijgen dat zij zich genoodzaakt achten hieromtrent strikte regels in te voeren, illustreert hoe belangrijk doeltreffend schrijven is en hoezeer juristen hierin tekortschieten (zie hierover Van Schaick in AA20210804). In een poging om niet slechts voor advocaten, maar ook voor zichzelf de lat hoog te leggen, heeft de rechtspraak de Klare Taalbokaal in het leven geroepen. Deze bokaal wordt uitgereikt aan de rechters die het duidelijkste vonnis van het jaar hebben gewezen.

Een rechtvaardig rechtssysteem is bovendien gebaat bij goede taal. Zoals George Orwell schreef in zijn essay Politics and the English Language, kan groot onrecht gemakkelijk worden verhuld met vage frases. Voor dit gevaar moeten juist juristen op hun hoede zijn. Achter abstract jargon, formeel correcte wetsuitleggingen en juridische toverformules kan veel lijden schuilgaan – denk aan de toeslagenaffaire. Kortom: kundig taalgebruik is belangrijk. Het zou dan ook logisch zijn als jonge rechtenstudenten vanaf hun eerste aanraking met het recht worden geschoold in hoe je taal helder, precies en met overredingskracht gebruikt.

De realiteit is echter anders: ondanks het grote belang van taal voor de juridische praktijk en de rechtswetenschap, is er in Nederlandse rechtenopleidingen weinig aandacht voor schrijfvaardigheid. Ten onrechte. Al langer wordt gewaarschuwd dat rechtenstudenten het Nederlands slecht beheersen (zie bijvoorbeeld L. Molenaar, ‘Ook de Radboud Universiteit zet haar studenten aan een taaltoets’, Trouw 28 december 2018), maar verbetering hiervan lijkt bij de universiteit niet hoog op de agenda te staan. Terwijl schrijfopdrachten in een studie als geschiedenis een belangrijk onderdeel van het curriculum vormen, hoeft menig rechtenstudent in zijn net zozeer talige rechtenopleiding slechts een paar keer in de hele studie een betrekkelijk kort essay te schrijven. En áls taal bij tentamens al meeweegt, leidt slecht taalgebruik in de praktijk hoogstens tot een tiende punt aftrek. De jurist in spe maakt in veel gevallen pas tegen het einde van zijn academische studie een ‘echt’ begin met schrijven; dan moet er namelijk een bachelorscriptie op papier worden gezet. Waarom is taal een wezenlijk onderdeel van het recht, maar niet van de studie van het recht?

Universiteiten moeten meer aandacht besteden aan de kunst van het schrijven. Dit vergt geld en menskracht, maar dat is het waard. Voorlopig kunnen rechtenopleidingen alvast een begin maken binnen de huidige kaders, bijvoorbeeld door bij de tentaminering meer waarde te hechten aan goed geformuleerde en opgebouwde antwoorden en de studenten daar in de werkgroepen op te trainen. Daarnaast zouden essays een wezenlijker onderdeel kunnen vormen van al bestaande vakken, zowel wat betreft de toetsingsmethode als de weging van het cijfer. Het is ook mogelijk om deze schrijfopdrachten in te richten als groepswerk en voldoende tijd te besteden aan peer feedback, zodat ze minder (uitvoerig) hoeven te worden nagekeken door de docent; het gaat erom dat de beginnende jurist meer in aanraking komt met het schrijven van juridische teksten.

Hoe dan ook vraagt het een investering van de juridische faculteiten om rechtenstudenten vaker en intensiever met de kunst van het schrijven in aanraking te laten komen, maar die investering is belangrijk. De universiteit wil studenten als mens tot bloei laten komen en voor rechtenstudenten is goed kunnen schrijven daar een belangrijk onderdeel van. Het is aan academici om de kennis die zij door jaren van schrijven, schrappen en herschrijven hebben opgedaan over te brengen aan nieuwe generaties. Laat de universiteit haar studenten leren hoe zij hun gereedschap moeten gebruiken.

Dit redactioneel van Joas Bakker & Prisca Sijtsma is verschenen in Ars Aequi oktober 2021.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *