Het parket in het veld

Begin dit jaar verscheen een opvallend bericht op de website van de Hoge Raad. Het ging om een open uitnodiging van advocaat-generaal Hartlief waarin hij, ter voorbereiding van zijn conclusie in een prejudiciële procedure, aan derden vroeg om te reageren op enkele vragen naar aanleiding van een voorliggende procedure over het medisch aansprakelijkheidsrecht. Naast deze open uitnodiging heeft A-G Hartlief ook enkele organisaties aangeschreven om meer zicht te krijgen op de praktijk van het medisch aansprakelijkheidsrecht. Dit is een noviteit binnen de prejudiciële procedure bij de Hoge Raad en verdient om die reden aandacht.

In zijn conclusie maakt A-G Hartlief gebruik van de vele reacties op zijn uitnodigingen (ECLI:NL:PHR:2023:574, nr. 1.16 en 2.8). Hiermee doorbreekt hij een passief patroon rondom informatieverkrijging van derden door het parket. Uit zijn conclusie blijkt dat A-G Hartlief uitdrukkelijk gehoor heeft gegeven aan oproepen van A-G De Bock en raadsheer Tanja-van den Broek, waarin zij betogen dat onderzocht moet worden of de Hoge Raad meer regie kan nemen bij de verkrijging van informatie van derden. Het parket bij de Hoge Raad zou hierbij een sleutelrol moeten spelen. (Dongelmans e.a. (red.), Rechtsontwikkeling in rechterlijke dialoog. Tien jaar prejudiciële vragen aan de Hoge Raad in civiele zaken, Den Haag: Boom juridisch 2023, p. 108 en 126).

A-G De Bock is van mening dat inspraak van derden binnen de prejudiciële procedure een tweeledig doel heeft. Het eerste doel is informatieverkrijging ten behoeve van de kwaliteit van de rechtsvorming. Aanvullende informatie kan nodig zijn om een zo compleet mogelijk beeld van de juridische en maatschappelijke context van een geschil te krijgen. Dit geldt met name in prejudiciële procedures waarin de rechtsvraag het partijdebat in een zekere mate overstijgt. In sommige procedures zijn de procespartijen immers niet in staat om deze contextuele informatie aan de rechter te verschaffen, waardoor een beroep op de kennis van derden ten goede kan komen aan de kwaliteit van de rechtsvorming.

Ten tweede versterkt inspraak van derden volgens A-G De Bock de functie van de Hoge Raad als belangenafweger. Hoe meer derden mogen bijdragen aan de beeldvorming, des te meer gevarieerde maatschappelijke belangen in de prejudiciële procedure tegen elkaar afgewogen kunnen worden. Dit kan een positieve uitwerking hebben op de maatschappelijke effectiviteit van rechtspraak in hoogste instantie en op de legitimiteit van de rechterlijke beslissing in de prejudiciële procedure.

Met deze aanpak lijkt voorzichtig de weg ingeslagen te worden van het nieuw rechtsrealisme (vgl. Vranken, ‘Een nieuw rechtsrealisme in het privaatrecht’, WPNR 2011, afl. 6912). Deze rechtsfilosofische stroming kent haar oorsprong in de Verenigde Staten en gaat uit van een balans tussen het juridische en het contextuele. Kennis uit andere disciplines vormt in deze opvatting mede de feitelijke grondslag waarop een jurist zijn oordeel baseert, hetgeen leidt tot een bredere beeldvorming door bijvoorbeeld de rechter.

Het is van belang om hierbij rekening te houden met een aantal risico’s. Zo kunnen machtige partijen alles op alles zetten om hun standpunt over te brengen aan de rechter. A-G De Bock waarschuwt voor een rechtszaal als lobbyzaal, waarbij een evenwichtige voorlichting en de kwaliteit van de informatie mogelijk in het geding komen. Daarbij komt dat deze aanpak de omvang en de complexiteit van het werk van het parket aanzienlijk vergroot. Een andere belangrijke vraag is of partijen niet in de gelegenheid gesteld moeten worden om zich uit te laten over de informatie die het parket tot zich neemt. Deze informatie wordt immers niet volledig met de procespartijen gedeeld, evenmin met de Hoge Raad.

Alles overwegende, is het toe te juichen dat A-G Hartlief gehoor geeft aan een breed gedragen wens om inspraak door derden in de prejudiciële procedure te realiseren. Het is daarbij – gelet op de eventuele risico’s – aan te bevelen de effecten van deze nieuwe aanpak zorgvuldig te analyseren, opdat brede informatievergaring en evenwichtige belangenafweging kunnen bijdragen aan de kwaliteit van de rechtspraak.

Dit redactioneel van Asaf Elvan & Marilou Schaafsma is verschenen in Ars Aequi november 2023.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *