De zucht naar vrijheid

In mei 2008 ontsnapte de beruchte Amsterdamse crimineel Gwenette Martha met behulp van een touwladder uit de gevangenis van Heerhugowaard waar hij een straf uitzat van zeven jaar (www.at5.nl/artikelen/128111/archief-speciale-uitzending-blauw-over-gwenette-martha). Martha moest alsnog het resterende deel van zijn straf uitzitten. Hij werd niet vervolgd wegens het ontsnappen uit de gevangenis. In Nederland is zogenoemde ‘zelfbevrijding’ namelijk niet strafbaar. De gemiddelde jurist is zich hiervan niet bewust; dat is voor ons reden om kort stil te staan bij de ratio achter het ontbreken van een dergelijke strafbepaling.

In veel andere landen, zoals Frankrijk en de VS, is zelfbevrijding wel strafbaar. Ook onder het Romeinse recht was de effractio carceris een misdrijf dat gezien werd als een inbreuk op de maatschappelijke orde; het zou de Staat in zijn werkzaamheden belemmeren (zie hierover P. Gratama, Bijdrage tot de leer der zelfbevrijding, 1871, p. 4, 87 en F. Wolfson, Bevrijding van gevangenen, 1892, p. 3). Het idee dat een ontsnapping uit de gevangenis een inbreuk op de maatschappelijke orde oplevert was overigens ook al aanwezig bij de Grieken. In Plato’s Crito is te lezen hoe Socrates, die ten onrechte in de gevangenis zit, weigert te ontsnappen uit de gevangenis omdat het burgerschap de plicht met zich brengt om gehoor te geven aan een juridisch oordeel. Hoewel in Nederland tot in de 16e eeuw de zelfbevrijding vanuit hetzelfde idee strafbaar was, bestond er vanaf de 17e eeuw onzekerheid over de strafwaardigheid van deze gedraging. Deze onzekerheid heeft langzaamaan plaats gemaakt voor de straffeloosheid van de ‘eenvoudige’ zelfbevrijding, de ontsnapping zonder het begaan van andere strafbare feiten. Uit de memorie van toelichting bij deze artikelen blijkt dat de Nederlandse wetgever bewust ervoor heeft gekozen om zelfbevrijding straffeloos te laten, maar het behulpzaam zijn bij de bevrijding van een ander is wel strafbaar (art. 191 Sr). De wetgever heeft echter geen uitspraken gedaan over de redenen (Smidt 1881, Tweede deel, p. 196). En ook in de literatuur lijkt hierover weinig te vinden.

Sommige juristen zullen wijzen op een ruime uitleg van het nemo tenetur-beginsel. Het beginsel ziet dan niet enkel op de veroordeling, maar ook op de tenuitvoerlegging van de straf. Deze verklaring is echter niet overtuigend. Landen als Frankrijk en de VS huldigen ook het nemo tenetur-beginsel en zien dat niet als een belemmering voor deze strafbaarstelling. Bovendien wordt het beginsel ook in andere opzichten niet zo uitgelegd, dat het zich verzet tegen iedere vorm van medewerking aan de eigen veroordeling. Zo is wederspannigheid wel strafbaar.

Een tweede verklaring kan zijn dat het praktisch nut van strafbaarstelling van zelfbevrijding klein is. Zo kunnen de feiten die worden gepleegd om de ontsnapping mogelijk te maken wel bestraft worden; denk hierbij bijvoorbeeld aan vernieling, bedreiging en mishandeling. Het lijkt ons niet waarschijnlijk dat een gevangene kan ontsnappen zonder zich aan één van deze feiten schuldig te maken (zelfs de vrouw die in 2010 met behulp van een lepel een gang groef uit de Bredase gevangenis vernielde hierbij enkele stoeptegels). Ook worden in Nederland ontsnapte gevangenen over het algemeen na niet al te lange tijd opgepakt en weer vastgezet. Zij ondervinden de consequenties van hun ontsnapping vervolgens doordat zij disciplinair gestraft worden (art. 50 Penitentiaire beginselenwet) en bovendien mogelijk niet voorwaardelijk in vrijheid worden gesteld (art. 15 Sr).

Het meest redengevend achten wij de verklaring dat de zucht naar vrijheid eigen is aan de mens en dat de wetgever daarom de ‘natuurlijke neiging’ van de mens om te ontsnappen aan een vrijheidsbeneming niet strafwaardig en niet zinvol heeft geacht (ook in die zin Gratama, p. 90 en Wolfson, p. 58). Gezien de natuurlijke zucht naar vrijheid, zal een straf de veroordeelde er immers niet snel van weerhouden een ontsnappingspoging te doen. Bovendien heeft de Staat andere middelen tot zijn beschikking om ontsnapping te voorkomen, zoals het houden van toezicht en controle op de gedetineerden. Aldus past de straffeloosheid van zelfbevrijding goed in de klassieke idee van het strafrecht als ultimum remedium.

Wij hopen overigens niet dat we Teeven en Opstelten op het idee hebben gebracht zelfbevrijding strafbaar te stellen. De ultimum remedium-gedachte en de menselijke eigenschappen van veroordeelden zijn voor de vroegere wetgever redengevend geweest voor de straffeloosheid van deze gedraging en dat is wat ons betreft een goede zaak. Wij wijzen de bewindslieden er graag op dat zelfs personen die strafbare feiten plegen een menselijke kant hebben, en dat het niet verkeerd is het strafrecht alleen als laatste optie te zien. En als zij voor deze argumenten niet gevoelig blijken, dat zelfs vanuit het oogpunt van veiligheid strafbaarstelling van zelfbevrijding dus weinig zal opleveren.

Dit redactioneel van Floor Bakker & Mojan Samadi is verschenen in Ars Aequi maart 2015.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *