De Venetië-commissie over de rechtsstaat: vreemde ogen dwingen?
De toeslagenaffaire is een rechtsstatelijk drama. Eind 2020 bracht de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag in haar rapport Ongekend onrecht de misstanden bij de handhaving van de kinderopvangtoeslagenwetgeving aan het licht (Kamerstukken II 2020/21, 35510, nr. 2). De grondbeginselen van de rechtsstaat waren geschonden, zo luidde haar snoeiharde slotsom. De dramatis personae – ministers, parlementariërs én rechters – werd de wacht aangezegd. De afwikkeling van het dossier had, aldus commissievoorzitter Van Dam, ‘de wereldkampioenschappen bestuurlijk onvermogen’ geleken (Kamerstukken II 2020/21, 35510, nr. 3, p. 986). Het kabinet-Rutte III trok, zij het eerst na enkele weken talmen, het boetekleed aan en trad af.
Pakweg een jaar later is de volle omvang van de toeslagenaffaire nog altijd niet bekend en is het leeuwendeel van de slachtoffers nog altijd niet (volledig) gecompenseerd. De hoop op een voortvarende afhandeling is intussen weggeëbd. Wel zijn de nodige debatten gevoerd, evaluaties gestart en rapporten gepubliceerd, die alle beogen soortgelijke affaires in de toekomst te voorkomen. Eén van de rapporten is de recent verschenen opinion van de Europese Commissie voor Democratie door Recht (nr. 1031/2021). Deze aan de Raad van Europa gelieerde commissie, beter bekend als de Venetië-commissie (naar de plaats waar haar leden vergaderen), adviseert op verzoek van het parlement, de regering of het hoogste rechterlijke college van een tot haar toegetreden lidstaat over rechtsstatelijke aangelegenheden betreffende die lidstaat (Van Dijk, Montesquieu Instituut, 1 maart 2021). Meestal gaat de aandacht van de Venetië-commissie uit naar Centraal- en Oost-Europese landen. Dat zij ditmaal Nederland onder de loep nam, is het gevolg van de motie-Omtzigt c.s. (Kamerstukken II 2020/21, 35510, nr. 11). De Tweede Kamer vroeg daarin expliciet advies over enerzijds de rechtsbescherming van burgers in het nationale recht, met name in het bestuursrecht, en anderzijds het stelsel van macht en tegenmacht in theorie en praktijk.
Begin oktober 2021 lekten delen van het toen nog vertrouwelijke conceptrapport uit. In de mediaberichtgeving was de teneur dat de Nederlandse politieke en bestuurlijke cultuur ‘fout’ was, op alle mogelijke fronten had gefaald en daarom dringend op de schop moest (bijv. Klein, RTL Nieuws 11 oktober 2021). Nu het rapport volledig openbaar is, sinds 18 oktober 2021, blijkt bij nadere bestudering het alarmerende karakter ervan mee te vallen. Dat geldt voor zowel de probleemanalyse die de Venetië-commissie maakt als de oplossingsrichtingen die zij aandraagt.
De commissie beklemtoont vooreerst dat Nederland ‘a well-functioning state’ is met sterke democratische instituties en ferme rechtsstatelijke waarborgen (p. 7). Ja, in de toeslagenaffaire schoot de individuele rechtsbescherming tekort – grovelijk zelfs. Maar ‘it appears that eventually the rule of law mechanisms in the Netherlands did work’ (p. 26-27, cursivering YC & RJ). Bovendien zouden de staatsmachten de problematiek thans serieus nemen en initiatieven ontplooien om een herhaling van zetten te voorkomen (p. 27).
De Venetië-commissie laat het niet bij een probleemanalyse. Zij reikt ook allerlei praktische handvatten voor rechtsstatelijk onderhoud aan (p. 27-28). Denk aan adviezen als – kort samengevat – ‘tuig wettelijke hardheidsclausules op’, ‘heroverweeg het constitutioneel toetsingsverbod’ en ‘breid parlementaire ondersteuningsmogelijkheden uit’. De aangedragen oplossingsrichtingen zijn beslist de moeite van het verder doordenken waard, maar in feite weinig origineel. Hun (on)waarde is in de rechtswetenschappelijke literatuur en trouwens ook in de politieke arena vaak al gerelativeerd (recentelijk o.a. Barkhuysen, NJB 2021/2810; Van de Beeten & Van de Beeten, NTB 2021/136; Leijten & Van Terwisga, TvCR 2021/15). Qua oplossingsrichtingen schenkt het rapport kortom oude wijn, niet eens in nieuwe zakken.
Het voorgaande neemt niet weg dat het rapport interessant juridisch leesvoer bevat. Het is belangwekkend en verfrissend dat gerenommeerde Europese juristen met een frisse blik reflecteren op de stand van de Nederlandse rechtsstaat. Vreemde ogen kunnen dwingen. Het rapport van de Venetië-commissie onderstreept andermaal dat wij onze rechtsstaat moeten koesteren, onderhouden en waar mogelijk versterken. Nu is het de hoogste tijd dat alle drie de staatsmachten bij zichzelf te rade gaan hoe zij hun taakvervulling zodanig kunnen verbeteren dat vergelijkbaar onrecht als in de toeslagenaffaire in de toekomst wordt voorkomen. Vooral de rechtspraak is proactief begonnen met zelfreflectietrajecten (Werkgroep reflectie toeslagenaffaire rechtbanken, Recht vinden bij de rechtbank, 2021; ABRvS, Lessen uit de kinderopvangtoeslagen, 2021) – nu de regering en het parlement nog.
Dit redactioneel van Youri Cremers & Rowin Jansen is verschenen in Ars Aequi december 2021.
Categorie: Redactioneel