De spreekuurrechter: nader onderzoek gewenst

De spreekuurrechter is een experiment van de Rechtbank Noord-Nederland op basis van artikel 96 Rv. Partijen kunnen hun geschil gezamenlijk aan de spreekuurrechter voorleggen. De zaak wordt mondeling behandeld. Er is geen advocaat nodig, de rechter doet direct uitspraak en de griffierechten worden gedeeld. Het beproeven van een schikking staat voorop. Toegang tot de spreekuurrechter staat momenteel echter niet vrij. Partijen kunnen zich alleen tot deze rechter wenden na een doorverwijzing van ‘ketenpartners’: het Juridisch Loket en enkele rechts­bijstandsverzekeraars.

Het doel van de spreekuurrechter is om overheidsrechtspraak toegankelijker, sneller en efficiënter te maken. De drempel voor reguliere rechtspraak is hoog door de complexe procedure en de hoge kosten. Voor alternatieven zijn rechtszoekenden nu nog aangewezen op aanbieders van alternatieve geschillenbeslechting. Zij bieden goedkope en snelle alternatieven, van mediation en buurtbemiddeling tot het controversiële e-Court voor consumentengeschillen. Hoewel uit WODC-onderzoek geen negatief beeld van de onafhankelijkheid van alternatieve geschillenbeslechters naar voren komt, zijn de risico’s bij een ongeremde wildgroei aan commerciële initiatieven evident.

De spreekuurrechter lijkt in een goedkope en efficiënte vorm van overheidsrechtspraak te voorzien. De eerste resultaten van het experiment zijn hoopvol: geschillen worden sneller afgehandeld in vergelijking met de traditionele dagvaardingsprocedure en het groot aantal schikkingen leidt volgens initiatiefnemer Lennaerts tot lagere kosten voor zowel de rechtspraak als partijen (Lennaerts, NJB 2017/2139). In vergelijking met de reguliere rechter valt de spreekuurrechter vanuit het perspectief van de rechtzoekende dus toe te juichen.

De spreekuurrechter biedt ook een groot voordeel ten opzichte van alternatieve geschillenbeslechting: de openbaarheid van de overheidsrechter. Dit biedt de mogelijkheid om uitspraken te controleren. Alternatieve geschillenbeslechting vindt juist vaak achter gesloten deuren plaats. De openbaarheid van gerechtelijke uitspraken draagt daarnaast bij aan de rechtsontwikkeling. Rechterlijke uitspraken geven sturing aan het recht. Volgens De Bock reden genoeg om de rechter niet te ontlasten (oratie UvA 2017).

Tegenargumenten zien met name op de mogelijk hoge instroom van zaken door de lage drempel van de spreekuurrechter. Zo noemt Mak het risico dat de spreekuurrechter kan leiden tot een instroom van zaken die volgens haar eigenlijk bij alternatieve geschillenbeslechting thuishoren, of waar partijen zelf de verantwoordelijkheid hebben om met elkaar in gesprek te gaan (AA20170291). Hier klinkt het argument in door dat de gang naar de rechter niet lichtzinnig mag worden gemaakt, de rechter als ultimum remedium. Daar komt bij dat nu al wordt gesproken over een rechterstekort en een hoge werkdruk bij de rechterlijke macht.

Zowel de argumenten voor als tegen drijven hoofdzakelijk op aannames. De discussie loopt daarmee vooruit op broodnodig empirisch onderzoek. We geven enkele suggesties om deze discussie van feitelijke onderbouwing te voorzien. In ieder geval zal moeten worden onderzocht of inderdaad sprake is van een (toename van) ‘instroom’. Deze instroom zal daarnaast afgezet moeten worden tegen de tijd die de spreekuurrechter de reguliere rechter bespaart. Dit kan empirisch worden vastgesteld. Als de spreekuurrechter tien zaken behandelt, waarvan er acht tot de ‘extra instroom’ behoren en twee anders bij de reguliere kantonrechter hadden gediend, is er al winst als deze tien zaken bij elkaar sneller en goedkoper afgehandeld zijn dan de twee zaken de kantonrechter gekost zouden hebben. Overigens kan ook rechtsvergelijkend onderzoek hierin inzichten bieden, bijvoorbeeld met de Belgische vrederechter of de Engelse magistrate.

Daarnaast is verder onderzoek naar de verhouding tussen de spreekuurrechter en alternatieve geschillenbeslechting gewenst. Onderzoekers kunnen bijvoorbeeld partijen bij de spreekuurrechter bevragen in hoeverre ze het gesprek met elkaar aangegaan zijn en of ze alternatieve geschillenbeslechting hebben overwogen of geprobeerd. Deze verhouding kan duidelijk maken of er lichtvaardig zaken worden aangebracht bij de spreekuurrechter, dus zonder eerst te proberen er onderling uit te komen. Ook de rol van de doorverwijzende ketenpartners hierbij is relevant. Wordt een doorverwijzing op enkel verzoek afgegeven, of toetsen de ketenpartners of een lichter middel is ingezet?

De wenselijkheid van de spreekuurrechter is dus nog niet eenduidig aan te geven. De lage drempel draagt bij aan de toegankelijkheid, maar kan er ook toe leiden dat de rechter als laatste redmiddel – en dus niet als zomaar voorbeeld uit een catalogus van velen – onder druk staat. In dit stadium berust de discussie vooral op argumenten die niet bevestigd worden door empirische resultaten. Het doen van uitspraken over de wenselijkheid en het afwegen van principes tegen praktische bezwaren is de tweede fase. Eerst is onderzoek nodig om de feitelijke gevolgen in kaart te brengen.

Dit redactioneel van Jeroen Lemmen & Jim van Mourik is verschenen in Ars Aequi maart 2018.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *