Zelf je juridisch denken (verder) ontwikkelen in de (fysieke) collegebanken en in de beroepspraktijk
Relativeren heeft voordelen in ons dagelijkse functioneren, zowel privé als beroepsmatig. Het vermogen te relativeren zit vooral in onze neocortex. De neocortex van ons brein is voor ons als jurist vertrouwd terrein, omdat we die gebruiken voor waarneming, taal, redeneren en abstract denken. Tijdens de coronaperiode had ik vanzelfsprekend te doen met studenten, omdat de fysieke collegezalen gesloten waren en ze het moesten doen met online onderwijs. Ik had echter ook een beetje zelfmedelijden: uit het online onderwijs geven haalde ik weinig voldoening, waardoor ik aan de kwaliteit van mijn onderwijs ging twijfelen. Van een collega leerde ik een wijze les in relativeren. Als je medelijden hebt met jezelf, moet je denken aan iemand die het zwaarder heeft dan jij en je zelfmedelijden verdwijnt als sneeuw voor de zon. Ik dacht dus in het eerste half jaar van 2021 steeds aan de collega’s op andere universiteiten die al veel langer waren veroordeeld tot online lesgeven. Ik zelf stond tot december 2020 nog gewoon in een fysieke collegezaal!
Sinds kort is er (helaas) een ander ‘relativeringsmiddel’ beschikbaar. Door de machtsovername van de Taliban krijgen vrouwen en mannen op de universiteiten in Afghanistan apart van elkaar college. Of ze zitten samen in dezelfde collegezaal, gescheiden door een gordijn. Niet alleen het gender van de studenten is volgens de Taliban relevant, maar ook dat van de docent. Als er vrouwelijke studenten in de zaal zitten, terwijl de docent een man is, dan moet (ook) de docent achter een gordijn of moeten de vrouwelijke studenten het doen met online onderwijs terwijl hun mannelijke collega’s wel fysiek onderwijs hebben. Dit toont aan waarom de Women’s Empowerment Principles van de UN, die richtlijnen bieden voor gender equality in het onderwijs en op het werk, zo van belang zijn!
Inmiddels zijn in Nederland de ‘fysieke colleges’ weer begonnen en prijs ik mij gelukkig dat er geen gordijn hangt in onze collegezalen. De studenten – ongeacht gender – kunnen hun juridische denken ontwikkelen op een manier die ze zelf kiezen, gebruikmakend van de handvatten die hen tijdens de studie worden geboden. Ik moest daaraan denken toen ik een paar weken terug weer voor mijn studenten stond en de zaal rondkeek. Ik ben altijd benieuwd hoe een nieuwe lichting studenten zich als jurist gaat ontplooien. Deze ontplooiing loopt door in het beroepsleven. In de rechtenstudie wordt vooral de neocortex ‘aangesproken’, maar zodra je in de beroepspraktijk met rechtzoekenden te maken krijgt, wordt ook het zoogdierenbrein in je ontwikkeling als jurist ‘aangeboord’, omdat daar onder meer het vermogen tot empathie, emoties en sociaal gedrag ligt besloten.
Onder juristen zijn er ‘rekkelijken’, zij die kijken naar de aard en strekking van een regel, en ‘preciezen’, zij die een regel letterlijk nemen. Ook de visie op het recht kan verschillend zijn: je hebt rechtspositivistische denkers, natuurrechtelijke denkers en interactionistische denkers. Tijdens mijn eigen studietijd was ik voornamelijk omringd door rechtspositivisten en ‘preciezen’. Dit beïnvloedde in eerste instantie mijn beeld van ‘de’ jurist, waardoor ik mij afvroeg of ik wel een ‘echte jurist’ was. Later ontdekte ik in de beroepspraktijk dat ik voor een belangrijk deel een rekkelijke jurist bleek te zijn, die vanuit ‘aard en strekking’ van wetsbepalingen naar een praktijksituatie kijkt. De redelijkheid en de billijkheid ligt mij dan ook na aan het juridische hart. Het zou zo maar iets te maken kunnen hebben met het relativeren dat mij van huis uit als een belangrijke waarde in het leven is meegegeven. Zo zwart-wit als het uitgroeien naar een rekkelijke of een precieze jurist ligt het uiteraard niet. Bij bepaalde onderdelen, bijvoorbeeld uit de notariële regelgeving, is naar mijn mening weinig relativering mogelijk en ook niet gewenst.
Als jurist kun je jezelf eclectisch ontwikkelen door het beste van de verschillende ‘werelden’ te kiezen én ook te integreren. Hoewel geen jurist, zie je dat de voorman van de Snollebollekes ook het eclecticisme heeft omarmd. Rob Kemps kennen we niet alleen van de feestact Snollebollekes maar ook als winnaar van het tv-programma ‘De Slimste Mens’. En sinds kort zien we hem ook als connaisseur van het Franse chanson door zijn tv-programma (met Matthijs van Nieuwkerk) ‘Chansons!’. Bewegen ‘van links…naar rechts’ tussen het zoogdierenbrein en de neocortex: alle ingrediënten om de jurist te worden die je wilt zijn, die zitten in jezelf!
Deze column is eerder verschenen in Ars Aequi oktober 2021.
Categorie: Columns