Salvius Julianus, kampioen van het systeem

Als er een wedstrijd zou zijn wie de meeste wetboeken kan ontwerpen, dan zou Nederland hoog op de ranglijst staan. Met ontwerpers als Molengraaff, Modderman en Meijers is ons land ook in kwaliteit rijkelijk gezegend. De beroemdste opsteller van een wettekst die in de Lage Landen actief was, werd echter niet hier geboren, maar in het moderne Tunesië. Deze Salvius Julianus vervaardigde in opdracht van keizer Hadrianus (117-138) de definitieve versie van het jaarlijkse edict van de praetor, die voortaan als ‘Permanent Edict’ zou gelden. Hij maakte daarmee een einde aan een lange traditie van juridische subtiliteit. Generaties juristen hadden zich uitgeput in het interpreteren, aanscherpen en bewerken van de regels en formulieren uit de edicten. Die moeite werd, zo leek het, met één pennenstreek van de wetgever verwezen naar het verleden. Nu is het afschaffen van iets zelden een reden voor blijvende faam. De grootsheid van Salvius Julianus schuilt erin dat hij doorzag wat hij aan het doen was, en ook meteen wist hoe het verder moest met de rechtsgeleerdheid van zijn tijd.

Maar eerst iets over de man zelf. Salvius Julianus doorliep onder de keizers Hadrianus en Antoninus Pius de civiele carrière van publieke ambten die was weggelegd voor de senatoriale elite, zo leren we uit inscripties. In 148 werd hij consul. Dat was weer een opstapje voor een baan als gouverneur van Germania Inferior, de provincie aan de oevers van de Rijn die ook de vestingen van Nijmegen en Utrecht omvatte. Niet voor niets is de rechtshistorische studievereniging in Utrecht naar Salvius Julianus vernoemd. Onder keizer Marcus Aurelius bestierde hij nog Spanje, om zijn lange cursus te eindigen in zijn thuisprovincie Africa. Julianus was een professioneel bestuurder die als vriend van opeenvolgende keizers deel uitmaakte van de keizerlijke adviesraad. Dit consilium werkte als een soort Raad van State. Topjuristen controleerden namens de keizer wetgevingsvoorstellen uit de Senaat en bereidden prejudiciële beslissingen voor. Als leider van de ‘Sabiniaanse school’ kon Julianus in dat selecte gezelschap niet ontbreken. Hij moet vrij jong al zo hoog zijn gestegen. Hij was hooguit begin dertig toen hij van keizer Hadrianus de opdracht kreeg om het praetorische edict tot een eindversie te brengen.

Het is een keerpunt geweest in de rechtsgeschiedenis, en misschien ook in de carrière van Julianus. Hoge magistraten en provinciale gouverneurs vaardigden van oudsher een edict uit. Dit bevatte kort gezegd de beleidsregels en formulieren die tijdens de ambtstermijn van een jaar zouden gelden. Veel daarvan werd overgeschreven uit vorige edicten, maar een deel kon worden vernieuwd of werd met veel juridische inventiviteit doorlopend aangepast. De edicten brachten een heel stelsel van procesrecht mee, waarbij de rechtsontwikkeling vooral plaatsvond door procesformulieren net even anders op te stellen. Edictaal recht was dus spitsvondig juristenrecht. Lang niet iedere praetor was een volleerd jurist, en dus liet hij zich zoals iedere aanzienlijke Romein bijstaan door een adviesraad van professionals. Met de opdracht om het edict te vereeuwigen, werd de rechtsontwikkeling uit handen van deze adviseurs getrokken en neergelegd bij hofjuristen zoals Julianus. Het Permanent Edict was dus een instrument in de keizerlijke politiek om het bestuur te centraliseren en uit handen te nemen van de oude Republikeinse magistraten. Staatsrechtelijk werd dat rechtgebreid door de finale redactie te bekrachtigen met een Senaatsbesluit, dat niet toevallig sinds de tijd van Hadrianus gold als een wet van het hele volk.

De centrale wetgever was gaan spreken. Maar geen wet spreekt vanzelf. Werkelijke fouten kon alleen de soevereine wetgever zelf oplossen, maar onzuiverheden en lacunes moesten door de juristenstand worden verbeterd en aangevuld, door interpretatie en analogie. Voor ons klinkt dat vanzelfsprekend, maar de eerste die deze gedachte verwoordde was Julianus (zo zegt Justinianus). Hij voegde ook de daad bij het woord en schreef 90 boeken aan Digesten vol. Het zijn verzonnen of waargebeurde gevallen uit zijn onderwijs- en adviespraktijk, zonder veel abstracte formuleringen, die de uitwerking van allerlei regels in de praktijk laten zien. Ze geven reliëf aan een coherent en georganiseerd geheel van rechtsregels die uit een tekst met autoriteit kenbaar zijn: een wetboek dus. Ze laten zien hoe het wetboek systematisch kan worden toegepast. Julianus dus stond aan het einde van één traditie, maar hij legde tegelijk de grondslag voor een veel langere traditie, die nog steeds doorwerkt. Dat is de traditie van de systematische rechtsbeoefening op basis van een vaste wettekst.

Deze column is eerder verschenen in Ars Aequi maart 2022.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *