Laurentien II
Alle ballen op de methode-Laurentien. Dat moet de hersteloperatie Toeslagen redden. Maar er is een probleem. Het botert niet tussen het Ministerie van Financiën en de Stichting (Gelijk)waardig Herstel, die de schadevergoedingsmethode uitvoert. Ambtenaren van het ministerie klaagden al over de hoogte van de toegekende vergoedingen aan toeslagenouders en over grensoverschrijdend gedrag van stichtingsvoorzitter prinses Laurentien. Ook lekten zij naar de media dat medewerkers van de stichting grof zouden verdienen. De stichting op haar beurt verwijt het ministerie ‘succesblokkades’ op te werpen. Zo zou het ministerie te weinig ambtenaren beschikbaar stellen die bevoegd zijn om de vaststellingsovereenkomst met de toeslagenouders te ondertekenen. De ruzie duurt voort. Vorig maand stelde het kabinet oud-minister Sorgdrager aan om te bemiddelen, maar zij bleek als staatsraad van de Afdeling enkele uitspraken gedaan te hebben op grond waarvan toeslagenouders alles moesten terugbetalen. Je verzint het niet.
Intussen heeft het ministerie een nieuwe stok gevonden. De governance van de stichting zou niet op orde zijn. Prinses Laurentien is na de klachten over haar gedrag teruggetreden als voorzitter, maar zij en medeoprichter Gerd van Atten zijn nog steeds betrokken bij de stichting. Volgens de statuten hebben zij als oprichters ‘in de visie, koers en besluitvorming een zwaarwegende stem’. Als er vacatures zijn in de raad van toezicht, zitten de oprichters in de commissie die kandidaten aanbeveelt. Moet er een nieuwe voorzitter van die raad komen, dan kunnen de oprichters een bindende voordracht doen die moet worden gevolgd. Volgens de advocaten van het ministerie maken deze bevoegdheden dat de governance van de stichting niet aan de juridische vereisten voldoet. De zeggenschap van de oprichters zou de autonomie van het bestuur en van de raad van toezicht bedreigen, terwijl de oprichters zelf niet zouden zijn onderworpen aan de nodige checks and balances. Los van de statuten zouden de oprichters de dienst uitmaken en zich dwingend bemoeien met het bestuur, schrijven de advocaten.
Heeft het ministerie een punt? Ik denk het niet. Dat de oprichters een zwaarwegende stem hebben, betekent niet dat ze het recht hebben om het bestuur van de stichting instructies te geven. Anders dan het ministerie meent, staat zoiets niet in de statuten. En als zo’n recht er al zou zijn, dan hebben het bestuur en de raad van toezicht het recht én de plicht om instructies te negeren die zij in strijd achten met het belang van de stichting. Ook de rest van de statutaire bevoegdheden stelt weinig voor. De oprichters hebben invloed op de benoeming van de raad van toezicht, maar zij kunnen leden van die raad niet ontslaan. Waar de oprichters bevoegdheden uitoefenen, zijn zij bovendien als orgaan van de stichting gebonden aan de redelijkheid en billijkheid van artikel 2:8 BW én aansprakelijk als zij onzorgvuldig zouden handelen. En ja, misschien moeten de bestuurders van de stichting de zwaarwegende stem van de oprichters netjes aanhoren, maar zij besluiten toch echt zelf. Ik wil best geloven dat Laurentien flink van leer kan trekken, maar er zitten geen doetjes in het bestuur en de raad van toezicht.
Of een lid van het Koninklijk Huis wel betrokken zou moeten zijn bij zo’n politiek dossier, is de vraag. Evengoed is het legitiem om kritisch te kijken naar een stichting die over belastingmiljarden gaat. En je kan je best afvragen hoe een stichting die met de sympathieke inzet van vrijwilligers tot dusver een paar honderd dossiers heeft afgedaan – hoe verdienstelijk ook – straks vele duizenden toeslagenouders snel en goed moet gaan helpen. Maar het geeft geen pas om te schermen met gezochte governancebezwaren die nauwelijks steun vinden in het geldende recht. Als je Laurentien gewoon een lastpak vindt, zeg dát dan.
Deze column is eerder verschenen in Ars Aequi mei 2025.
Categorie: Columns




