Laurentien

De bestuursrechter heeft een transformatie doorgemaakt. Een beetje als koning Willem II, maar dan langzamer en minder radicaal misschien. Doorgebroken lijkt het inzicht dat het recht niet draait om rechtszekerheid en harde regels, maar om de burger, de menselijke maat en de responsieve rechtsstaat. Zelfs de wetsgeschiedenis is niet langer heilig. De Centrale Raad van Beroep overwoog onlangs dat ‘waar de rechter kort na de inwerkingtreding van nieuwe wettelijke bepalingen begrijpelijkerwijs zal aanknopen bij de parlementaire geschiedenis, er geen steekhoudend argument is om dat in dit geval, waarin sprake is van gewijzigde maatschappelijke inzichten, tot in lengte van jaren te blijven doen’ (ECLI:NL:CRVB:2024:726).

Een mooie overweging, vast opgeschreven na een lange nacht. Het mooie is dat de Centrale Raad toegeeft de wetsgeschiedenis terzijde te leggen en waarom. Niet verhullend argumenteren, maar man en paard noemen. Het is, zo zegt de Raad, naar de huidige opvattingen niet redelijk dat het UWV te veel betaalde uitkering steeds moet terugvorderen; naar de omstandigheden moet worden beoordeeld of zich een dringende reden voordoet om daarvan af te zien. Het UWV moet nog eens bekijken of de jongere met PTSS in de voorliggende zaak echt veertienduizend euro moet terugbetalen, omdat hij alleen telefonisch meldde dat hij ook studiefinanciering ontving en deze informatie niet belandde bij de juiste afdeling. (Dat de eerdere hardvochtige lijn op dit punt meer door de Raad zelf lijkt te zijn verzonnen dan door de wetgever moeten we maar even vergeten.)

De tand des tijds knaagt aan ons allen en ook aan de wetsgeschiedenis, het is een goed inzicht. Maar gaat de Centrale Raad ver genoeg? De gewijzigde maatschappelijke inzichten in deze zaak zijn – wat de Raad noemt – het belang van responsief overheidshandelen en het burgerperspectief, waaruit voortvloeit dat de bestuursrechter besluiten strenger toetst op evenredigheid. Het is bovendien de menselijke maat, die spreekt uit de voorgestelde Wet versterking waarborgfunctie Awb, aldus de Raad. Dit alles klinkt weloverwogen en chic, maar er was veel voor nodig. Moet de rechter niet eerder of gemakkelijker de wetsgeschiedenis welwillend lezen of zelfs negeren? Als de burger centraal staat, zou de bestuursrechter op de troepen vooruit moeten lopen, onafhankelijk van media en politiek, en moet zij desnoods ook ingaan tégen de maatschappelijke inzichten. Ongetwijfeld wenst ‘het volk’ (en dus de minister) de elfjarige Mikael snel uit te zetten naar Armenië, maar moet het inbeeldcriterium zó streng worden genomen?

Laat de wetsgeschiedenis het startpunt zijn van zelf nadenken. Tenslotte is ‘de wetsgeschiedenis’ vaak niet méér dan wat een wetgevingsjurist op een departementaal kamertje heeft getikt ter wille van zijn minister en met het Staatsblad halen als hoogste doel. Dit is wat cynisch gezegd, ja, maar reden genoeg om de wetsgeschiedenis geen verheven status toe te kennen. Het is een van de mogelijke lezingen van de wet, niet de allesbepalende. En als de wetsgeschiedenis wordt meegenomen, dan moet het goed. Een enkel zinnetje van de minister oprakelen volstaat niet; het zou moeten gaan om de achterliggende strekking, doelen en beginselen van de wet. En die zouden moeten prevaleren als de wetgever op concrete punten domme keuzes maakt.

Neem de wettelijke regel dat schulden van toeslagenouders bij familie of vrienden alleen worden overgenomen als ze vastliggen in een notariële akte, omdat ze – volgens de wetsgeschiedenis – alleen dan eenduidig, objectief en uitvoerbaar worden vastgesteld. Dat geen enkele ouder te midden van de toeslagenmisère een paar honderd euro heeft neergeteld voor de notaris, doet er niet toe. Dwong het toetsingsverbod de Afdeling werkelijk om deze ambtenarenlogica te slikken, zoals zij heeft gedaan? Dat kan niet waar zijn. Het staat in ieder geval haaks op de gewijzigde maatschappelijke inzichten en het doel van de wet (ECLI:NL:RVS:2024:2045).

Misschien behoeft elke (bestuurs)rechter een Laurentien: een innerlijke prinses die de belangen van de burger vooropstelt waar het kan, wars van systeemlogica, door roeien en ruiten waar het moet, en voor wie wet noch wetsgeschiedenis smaakt als zoete koek.

Deze column is eerder verschenen in Ars Aequi oktober 2024.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *