Dilan

Kan de minister Extinction Rebellion verbieden? Nog niet. Volgens artikel 2:20 BW kan slechts de rechter een rechtspersoon (wat XR lijkt te zijn) verboden verklaren en ontbinden. Grond daarvoor is dat de rechtspersoon een doel heeft of activiteiten verricht die in strijd zijn met de openbare orde, oftewel in strijd met ‘als wezenlijk ervaren beginselen van ons rechtsstelsel en die onze samenleving ontwrichten of kunnen ontwrichten’ (HR 18 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:948, AA20140834, m.nt. R.J.B. Schutgens (Martijn), r.o. 3.5).

Dit kan binnenkort veranderen. Initiatiefvoorstel 35079 maakt de Minister voor Rechtsbescherming bevoegd tot een verbod, naast de rechter. De gedachte is dat de minister vlugger kan verbieden dan de rechter, zodat de outlaw motorcycle clubs sneller van de straat zijn. Een ministerieel verbod gaat meteen in en het is ook meteen strafbaar om de werkzaamheden van de rechtspersoon in een of andere vorm voort te zetten. Een vergaande bevoegdheid kortom, die de minister toelaat om in te grijpen in de vrijheid tot vereniging van artikel 8 Grondwet en artikel 11 EVRM. Het voorstel kreeg een D van de Raad van State, het zwaarste dictum. Dat kon een riante meerderheid in de Tweede Kamer niet weerhouden. De Eerste Kamer zal er eind april over debatteren.

Is dat nou een goed idee, zo’n ministerieel verbod? Ik zie enige risico’s in het huidige politieke klimaat. Een minister van het type law and order zou zomaar in de verleiding kunnen komen om een woke, antisemitische of een anderszins ongewenste organisatie ‘even snel’ te verbieden. Ik zie het iemand als Dilan Yeşilgöz zo doen. En waarschijnlijk kunnen zelfs publiekrechtelijke rechtspersonen worden verboden; het wetsvoorstel ziet op ‘de rechtspersoon’ in het algemeen. Ik wil niemand op ideeën brengen, maar het verbieden en ontbinden van het CBS, de Orde van Advocaten of de Rijksuniversiteit Groningen vergt één decreet. Al kan en zal de bestuursrechter er een streep door zetten, de chaos en verwarring zijn dan aangericht. Vluchtelingenwerk is trouwens ook een rechtspersoon; laat Marjolein Faber het niet horen.

Serieuzer gezegd: het aanbrengen van een versnelling is een magere motivatie om het verbieden van een rechtspersoon bij de minister neer te leggen. Er is voorzien in beroep en hoger beroep bij de bestuursrechter, dat vergt evengoed tijd. De minister wordt de bevoegdheid toegekend om een grondrecht te beperken op grond van een open norm. Weliswaar leggen de wetsgeschiedenis en de rechtspraak de lat van de openbare orde hoog, begrippen als ‘wezenlijke beginselen van ons rechtsstelsel’, ‘potentiële ontwrichting’ en een ‘cultuur van wetteloosheid’ laten noodzakelijkerwijs veel ruimte. De beoordeling ervan zou ook in eerste instantie bij de onafhankelijke rechter moeten blijven. Het zelf uitspreken van een verbod, wat de burgerlijke rechter nu doet, zal nog altijd een intensievere toets inhouden dan het achteraf controleren van een ministerieel verbod. Ja, de bestuursrechter kan evengoed streng toetsen, maar moet de rechter niet zelf het besluit nemen om een rechtspersoon de doodstraf te geven? Wegstemmen dat wetsvoorstel, zou ik zeggen.

Deze column is eerder verschenen in Ars Aequi maart 2025.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *