Alfred J. Kwak

In een interview zei Herman van Veen ooit dat Alfred J. Kwak uit de gelijknamige kinderserie (1989-1991) een rolmodel is als het gaat om de strijd tegen onrecht. Deze eend reageerde in de serie inderdaad correct op discriminatie, armoede en walvisvaart, maar sloeg met zijn reactie op een onteigening in mijn ogen toch echt de plank mis.

Het gaat fout in aflevering ‘De eieren’ (zie de dvd Liefde) als Alfreds familie door burgemeester K. Rokodil wordt gedwongen om grond af te staan voor de komst van een exclusief nieuw pretpark. Alfred vindt dat belachelijk en roept dat hij het pretpark zelf wel zal bouwen en dat iedereen daar vervolgens welkom zal zijn. Dit voornemen tot zelfrealisatie van het pretpark klinkt weliswaar nobel, maar voldoet niet aan de eisen die daaraan in de onteigeningsrechtspraak worden gesteld.

Zo maakt Alfred niet aannemelijk dat hij daadwerkelijk in staat is om een pretpark te bouwen (Stcrt. 2023, 26328). Alfred is immers onhandig en zijn adoptievader mol Henk kan louter graafwerkzaamheden verrichten. De activiteiten van mol Henk zullen bovendien contraproductief zijn bij het egaliseren van de grond (denk aan: molshopen).

Daarnaast lijkt Alfred zijn zelfrealisatieverweer pas te voeren nadat de graafmachines al zijn gearriveerd en dat is simpelweg te laat. Er moet al voorafgaand aan de start van de onteigeningsprocedure een concreet zelfrealisatieplan zijn ingediend (Stcrt. 2020,14286). Alfreds aankondiging ‘spetter, spatter, spater, ik kom een druppel later’ (introtune) levert in dit kader geen verschoonbare termijnoverschrijding op.

Tot slot negeert Alfred de eis dat er bij een beroep op zelfrealisatie moet worden aangegeven dat de grondeigenaar onvoorwaardelijk bereid is het project te realiseren op de wijze die de overheid voorstaat (Stcrt. 2020, 59180). Alfred wil echter een pretpark bouwen waar hij ook samen met zijn vriendin Winnie naar toe kan gaan en dat is niet conform de wijze die president Dolf voor ogen heeft.

Het is niet mijn bedoeling om Alfred nu ten overstaan van de lezers van dit blad in een kwaad daglicht te zetten omdat hij met zijn ondeugdelijke zelfrealisatieverweer in de jaren 90 het verkeerde voorbeeld gaf. Van belang is echter wel dat de gevolgen daarvan nog altijd zichtbaar zijn, aangezien de meeste zelfrealisatieverweren die ik vandaag de dag tegenkom in mijn praktijk niet voldoen aan de eisen uit de rechtspraak (zie hierover uitgebreid mijn artikel in BR 2022/3). Ik meen dan ook dat we op zoek moeten gaan naar een nieuw rolmodel voor wat betreft de strijd tegen ontneming van eigendom.

Deze column is eerder verschenen in Ars Aequi maart 2024.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *