Sociaal-economisch recht

Resultaat 373–384 van de 1565 resultaten wordt getoond

Het verbod op leeftijdsdiscriminatie in personeelsadvertenties: zin of onzin?

J.A. van de Hel, H. van der Zwan

Wanneer in een advertentie wordt gevraagd naar iemand met een specifieke leefdtijd is er sprake van discriminatie. Hoe verhoudt deze regeling zich nu ten opzichte van de ondernemingsvrijheid van ondernemers? Volgens de CGB mag een ondernemer wel selecteren op grond van leeftijd maar mag dit niet in een advertentie staan.

Opinie | Redactioneel
januari 2006
AA20060007

Het vergeetrecht vijf jaar later

G.-J. Zwenne

Post thumbnail Zo een vijf jaar geleden wees het Hof van Justitie van de Europese Unie arrest in de zaak van Google Spain tegen Mario Costeja González. Daarin erkende het rechtscollege het recht om te worden vergeten. Als er met behulp van een internetzoekmachine wordt gezocht op de naam van iemand, moet in voorkomend geval worden overgegaan tot verwijdering van de zoekresultaten die verwijzen naar webpagina’s waarop bepaalde informatie over deze persoon is te vinden. Dit op grond van de verwijder- en verzetsrechten waarin wordt voorzien door de privacywetgeving, indertijd de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en inmiddels, vanaf 25 mei 2018, de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).

Bijzonder nummer | Privacy
juli 2019
AA20190604

Het verzekeren van digitale risico’s: de cyberverzekering

N.M. Brouwer

Deze bijdrage gaat nader in op een relatieve nieuwkomer in verzekeringsland: de cyberverzekering. De cyberverzekering biedt dekking voor schade als gevolg van de verwezenlijking van cyberrisico’s: de risico’s die gepaard gaan met het gebruik van IT en computernetwerken. Tegen de achtergrond van de werking en het belang van verzekeren in het algemeen analyseert de auteur de inhoud en karakteristieken van de cyberverzekering, alsmede de te verwachten knelpunten bij de interpretatie en toepassing daarvan.

Literatuur | Proefschriftbijdrage
maart 2022
AA20220239

Het zeerecht is het oudste recht

Interview met prof.mr. H. Schadee

H.J. van Kooten, I. Reuder

De Schadee's zijn sinds 1724 werkzaam geweest als advocaten, notarissen en dispacheurs in Rotterdam. Na een jaar klassieke talen en rechten te hebben gestudeerd in Genève, heeft Henri Schadee (1910) zijn rechtenstudie in Leiden afgerond om vervolgens praktijkervaring op te doen in Engeland en Duitsland. In 1936 wordt Schadee beëdigd als advocaat en procureur te Rotterdam. Ruim 10 jaar later wordt hij lid van de Subcommissie Handelsrecht van de Staatscommissie inzake de herziening van de Nederlandse Burgerlijke Wetgeving. Hij zal zijn wetgevende activiteiten ook op internationaal niveau ontplooien. Zo was hij betrokken bij de totstandkoming van onder andere de York-Antwerp Rules (1950) en bij de werkzaamheden van het Comité Maritime International (CMI). Schadee's bekendste wetgevingsprodukt echter is het achtste boek van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, 'Verkeersmiddelen en vervoer'. Geadviseerd door uit praktijkmensen samengestelde commissies die hij de 'Zwoegers' of de 'Mandarijnen' noemde, kon hij in 1972 het eerste stuk van Boek 8 (over zee- en binnenvaartrecht) aan de minister aanbieden. Het tweede stuk (over wegvervoer) volgde in 1976. Hij heeft het ontwerp zelf als regeringscommissaris in het parlement verdedigd. In 1963 werd Schadee benoemd tot buitengewoon hoogleraar vergelijkend zeerecht in Leiden. Bij het bereiken van de zeventigjarige leeftijd nam hij afscheid. Van 1967 tot 1975 heeft hij tevens een leeropdracht vervoersrecht vervuld aan de Nederlandse Economische Hogeschool te Rotterdam, de huidige Erasmus Universiteit. In aanwezigheid van Schadee's opvolger in Leiden, prof.mr. R.E. Japikse, spraken wij met hem over het zeerecht, het belang van vervoersrechtelijke verdragen, het Romeinse recht en natuurlijk over zijn geesteskind, Boek 8 BW.

Bijzonder nummer | Vervoersrecht
mei 1993
AA19930339

Hoe gemeen is de aansprakelijkheid van de wegvervoerder volgens Boek 8 BW?

M.A. van de Laarschot

In deze bijdrage worden aan de hand van het arrest van de Hoge Raad van 6 april 1990 inzake Van Gend & Loos versus Vitesse (HR 6 april 1990, NJ 1991, 689) enige aspecten van de aansprakelijkheid van de wegvervoerder volgens Boek 8 BW behandeld en vergeleken met aansprakelijkheidsregels volgens het gemene recht.

Bijzonder nummer | Vervoersrecht
mei 1993
AA19930427

Hoe merkwaardig is een rode zool?

D.J.G. Visser

Hof van Justitie Europese Unie (HvJ EU) 12 juni 2018, C-163/16, ECLI:EU:C:2018:423 (Louboutin/Van Haren)

Annotaties en wetgeving | Annotatie
november 2018
AA20180920

Hoe passend is arbeid in het kader van een banenpool?

M. Braakhuis

Het afgelopen jaar zijn in veel gemeenten banenpools van start gegaan met de bedoeling langdurig werklozen (weer) aan een betaalde baan te helpen. In onderstaand artikel komt de vraag aan de orde of en in hoeverre er voor langdurig werklozen een plicht bestaat om een arbeidsaanbod in het kader van zo'n banenpool te aanvaarden.

Verdieping | Studentartikel
januari 1992
AA19920004

Hoe transparant is het transparantievereiste?

D. Busch

Hof van Justitie Europese Unie (HvJ EU) 20 april 2023, C-263/22, ECLI:EU:C:2023:311 (Ocidental – Companhia Portuguesa de Seguros de Vida/LP)

Annotaties en wetgeving | Annotatie
mei 2024
AA20240442

Hoedanigheden en zorg(vuldigheids-)plichten in het ondernemingsrecht

B.F. Assink

Hoge Raad 11 februari 2011, nr. 09/02216, LJN: BO9577, ECLI:NL:HR:2011:BO9577 (Belastingdienst Limburg/x - ING)

Annotaties en wetgeving | Annotatie
april 2012
AA20120277

Hoezo, veranderde opvatting van privacy?

W.M.P. Steijn, A.H. Anton Vedder

Post thumbnail

Sociaal netwerksites zijn in korte tijd razend populair geworden. Met de populariteit onder gebruikers steeg de ongerustheid over allerlei privacyrisico’s waaraan de gebruikers zich zouden blootstellen. Relatieve buitenstaanders waaronder sociologen, juristen en ethici, wijzen in toenemende mate op de gevaren van verspreiding en (her-)gebruik van beschikbaar gestelde informatie voor andere doeleinden dan die welke door de gebruikers zijn beoogd. In discussies wordt nog regelmatig betoogd dat de ongerustheid overdreven is omdat de opvatting van privacy nu eenmaal aan veranderingen onderhevig zou zijn. Daarmee bedoelt men dan dat de grootgebruikers van de sites – met oververtegenwoordiging van jongeren en jongvolwassenen – kennelijk anders denken over privacy en dat zij bijgevolg de vermeende privacyrisico’s anders zouden inschatten. Het idee dat de opvatting van privacy door de tijd heen – als het ware per generatie – verandert, is interessant. De stelling verdient nader onderzoek.

Blauwe pagina's | Recht en Media
december 2011
AA20110854

Hoge Raad relativeert het onweerlegbare bewijsvermoeden van artikel 2:138/248 lid 2 BW

S.M. Bartman

HR 9 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1099 (Mobile Services)

Annotaties en wetgeving | Annotatie
oktober 2021
AA20210938

Holland Nautic – Decca-arrest

H. Cohen Jehoram

Hoge Raad 27 juni 1986, nr. 12728, ECLI:NL:HR:1986:AD7158, NJ1987, 191 (mrs. Martens, Van den Blink, Hermans, Bloembergen, Boekman; A-G Franx) (Holland Nauta/Decca) Arrest van de Hoge Raad met bijbehorende noot met als onderwerp: Positieve en negatieve reflexwerking van de intellectuele eigendomswetten op het recht van de ongeoorloofde mededinging. In de noot wordt dieper ingegaan op deze reflexwerking.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
april 1988
AA19880257

Resultaat 373–384 van de 1565 resultaten wordt getoond