Directe leer en doorleveringsleer in de artt. 3.5.4 en 3.4.2.10


In een drie-partijenverhouding A-B-C zijn twee manieren denkbaar waarop A, via B, bezit en eigendom kan verkrijgen van een roerende lichamelijke zaak waarvan C eigenaar is. In dit artikel worden de hoofdstukken 1 en 2 de zakenrechtelijke aspecten van respectievelijk art. 3.5.4 en art. 3.4.2.10 besproken. In hoofdstuk 3 komt de vraag aan de orde of art. 3.5.4 een rol speelt in het kader van de levering bij voorbaat van toekomstige goederen, een vraag die recentelijk onderwerp is geweest van een polemiek in WPNR en die de auteur ontkennend beantwoord.


Verschijningsvorm: Maandbladartikel (download pdf)

Auteur(s): C. Loth-Illegems

Verschijning: mei 1986

Archiefcode: AA19860341