onderzoek

Resultaat 25–34 van de 34 resultaten wordt getoond

Rechtseconomie en strafrecht

Een rechtseconomische analyse van de bestrijding van misbruik van voorwetenschap bij de handel in effecten

D.R. Doorenbos, J.F.L. Roording

De economics of crime reiken verder dan de grenzen van het strafrecht. De benadering is namelijk ook bruikbaar als het gaat om de vraag welke handhavingsmiddelen ter bestrijding van een bepaalde vorm van onrechtmatig gedrag uit het oogpunt van efficiëntie en effectiviteit het meest aangewezen zijn. Het inschakelen van strafrechtelijke middelen is dan een optie. In dit artikel stellen wij ons deze vraag voor een concrete gedraging, namelijk het misbruik van voorwetenschap bij de handel in ter beurze genoteerde effecten. Na een schets van het door ons gehanteerde model (paragraaf 2) wordt een en ander toegepast op misbruik van voorwetenschap (paragraaf 3). Aan het slot veroorloven wij ons enige kanttekeningen bij de rechtseconomische benadering van het strafrecht (paragraaf 4).

Bijzonder nummer | Rechtseconomie
oktober 1990
AA19900733

Strijd om strategische koers van ASMI

M.J.G.C. Raaijmakers

Gerechtshof Amsterdam (Ondernemingskamer) 5 augustus 2009, ECLI:NL:GHAMS:2009:BJ4688, LJN: BJ4688, nr. 200.005.940 (Hermes Focus Asset Management Ltd et al. tegen ASM International, de VEB, Stichting Continuïteit AMS International, A.H. del Prado en de ondernemingsraad van ASM Europe BV) Uitspraak van de OK in de ASMI zaak waarin aan de orde komt in hoeverre het activeren van een beschermingsmechanisme tegen invloed van activistische minderheidsaandeelhouders een gegronde reden is om aan juist beleid te twijfelen. De oorsprong van de procedure wordt beschreven. De beschikking ziet met name op de mate waarin de beschermingsmaatregel geoorloofd is en in hoeverre de stichting waaraan de ter bescherming uitgegeven aandelen aan zijn uitgegeven onafhankelijk is. De OK overweegt ook dat het onderzoek dat met de eerste beschikking bevolen werd zich mocht toespitsten op gebeurtenissen van de datum van de beschikking. In de noot wordt ook op de beschikking uit de eerste fase van het enquêteverzoek ingegaan.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
november 2009
AA20090734

Wetenschappelijk onderzoek: georganiseerde vrijheid

P.J.J. Zoontjens

In dit artikel wordt ingegaan op onderzoek en wetenschapsuitoefening. Aan de orde komen: werkplaatsen van onderzoek, instituten en kenniscentra, financiering en de verhouding tussen onderzoek en onderwijs.

Perspectief | Perspectiefartikel
maart 1995
AA19950201

Zesentwintig uur onderwijs: antwoord aan mijn broer

E.H. Hondius

"Wat doet een docent eigenlijk de hele dag?” Ewoud Hondius geeft het antwoord.

Opinie | Column
september 2015
AA20150658

Rechtsoefening

P. van Schilfgaarde

In dit artikel betoogt Van Schilfgaarde dat de veelheid aan juridische tijdschriften absoluut geen probleem is en dat deze bijdragen aan de rechtsontwikkeling.

Opinie | Opiniërend artikel
april 1996
AA19960251

The unbearable richness of (some) colleges II

E.H. Hondius

Vervolg op een column in het maart-nummer van Ars Aequi over de grote rijkdom van enkele buitenlandse rechtenfaculteiten. In deze column staat New York University (NYU). Deze universiteit is in betrekkelijk korte tijd uitgegroeid tot een pretentieuze universiteit met gelijke rijkdom. In deze column wordt kort beschreven hoe de rechtenfaculteit en daarmee NYU door middel van een pastafabriek zeer rijk werd.

Opinie | Column
april 2009
AA20090233

Wetgevingskwaliteit en onderzoek

Ph. Eijlander

De redactie van Ars Aequi heeft mij gevraagd om voor dit bijzonder nummer over multidisciplinair onderzoek in de rechtswetenschap een bijdrage te schrijven over de betekenis van kennis, verkregen uit multidisciplinair onderzoek, voor de wetgeving en de kwaliteit van wetgeving. Tevens is de vraag opgeworpen welke rol de zogenoemde evaluatie ex-ante in dat verband kan spelen. Ik heb dat verzoek graag aanvaard en zal in het vervolg ingaan op de gestelde vragen. Ik volg daarbij de volgende opzet en indeling. Eerst ga ik in paragraaf twee in op de verhouding tussen het onderwijs en onderzoek op het terrein van de wetgeving en de rechtswetenschap. Welke disciplines vormen – de kern van – de wetgevingsleer? Vervolgens werp ik de vraag op hoe het is gesteld met de feitelijke onderbouwing van de wetgeving die tot stand komt. Paragraaf drie gaat daar op in. In het proces van wetgeving strijden uiteenlopende perspectieven om de voorrang en in die arena kan meer of minder ruimte worden gegeven aan inzichten en gegevens op basis van onderzoek. In die context kan ook de genoemde evaluatie exante worden geplaatst. De vraag is overigens, of het gebruik van het begrip evaluatie hier wel op zijn plaats is. Is dit niet een te pretentieuze benaming voor wat in de wetgevingspraktijk geschiedt? De nadere uitwerking van dit algemene punt van de kennis- en informatiegevoeligheid van de wetgeving volgt in paragraaf vier. Daar gaat het bijvoorbeeld over verschillende soorten informatie en onderzoek en ook over de diversiteit in wetgevingsprojecten. Dan kan ook de kwestie van de bijzondere betekenis van multidisciplinair onderzoek worden geadresseerd. Deze bijdrage besluit met de belangrijkste conclusies.

Bijzonder nummer | Multidisciplinaire bestudering van de rechtswetenschap
november 2007
AA20070904

Resultaat 25–34 van de 34 resultaten wordt getoond