D.F.H. Stein
Toen men in 1990 de nieuwe Invorderingswet (Iw 1990) invoerde, werd vanwege de vertraging rondom de invoering van het nieuwe BW de status quo rondom het fiscaal bodemrecht gehandhaafd. Dit ‘recht’ bestaat uit twee ‘componenten’. Op grond van artikel 21 lid 2 Iw 1990 heeft de fiscus een voorrecht op alle goederen van de schuldenaar (bodemvoorrecht). Daarnaast zijn op grond van artikel 22 lid 3 Iw 1990 ook goederen van derden vatbaar voor verhaal door de fiscus. Wel werd in de zogeheten ‘horizonbepaling’ (art. 70 Iw 1990) bepaald dat artikel 22 lid 3 Iw 1990 zou komen te vervallen op 1 januari 1993, tenzij (i) een wetsvoorstel met een definitieve regeling van het fiscaal bodemrecht bij de Tweede Kamer zou zijn ingediend, of (ii) een wetsvoorstel zou zijn aangenomen ter verlenging van de vervaltermijn met ten hoogste een jaar. Meer dan twintig jaar later zijn we nog steeds in de situatie die in 1990 als ‘tijdelijk’ werd ingevoerd.
Opinie | Redactioneel
juni 2011
AA20110413