Toont alle 6 resultaten

‘Hadden wij dan iets afgesproken? Ik ken u niet?’

Rechtsbeginselen en de derdenwerking van overeenkomsten

C.E. du Perron

Het belangrijkste beginsel van derdenwerking is het 'geen-derdenwerkingsbeginsel': overeenkomsten zijn alleen van kracht tussen de handelende partijen en kunnen aan derden nadeel noch voordeel brengen. Toch wordt derdenwerking van overeenkomsten in sommige gevallen aanvaard. In deze bijdrage behandel ik kort oorsprong en strekking van het geen-derdenwerkingsbeginsel. Naar aanleiding van een aantal gevallen waarin derdenwerking is aanvaard, ga ik vervolgens in op de vraag met behulp van welke rechtsbeginselen eventueel een rechtvaardiging van derdenwerking kan worden gegeven. Ter inleiding wordt enige aandacht besteed aan de aard van rechtsbeginselen in het algemeen.

Bijzonder nummer | Rechtsbeginselen
oktober 1991
AA19910848

Ars Equorum

Paardesprongen naar Boek 6 BW

O. van Klinken

Wanneer een contractspartij schade heeft geleden en die niet op zijn contractuele wederpartij probeert te verhalen, maar een derde met een actie uit onrechtmatige daad aanspreekt, wordt gesproken van een 'paardesprong'. Kan de derde zich vervolgens tegen zo'n paardesprong verweren met de bepalingen in een overeenkomst die hij niet zelf heeft gesloten, dan is sprake van derdenwerking van overeenkomsten. Het blokkeren van paardesprongen door het tegen of voor derden laten werken van overeenkomsten, is het onderwerp van deze bijdrage. Onderzocht wordt in hoeverre het principe dat aan de ingewikkelde regeling van dit onderwerp in Boek 8 BW ten grondslag ligt, naar analogie toepassing kan vinden op andere dan vervoersrechtelijke casus.

Bijzonder nummer | Vervoersrecht
mei 1993
AA19930393

De derdenwerking van niet-ingeschreven pandrechten op geregistreerde IE-rechten

Een verkenning van verleden, heden en toekomst

J. Brugman

Post thumbnail Uit de diverse IE-regelgeving op Nederlands, Benelux- en EU-niveau blijkt dat een pandrecht op een geregistreerd IE-recht pas jegens derden kan worden ingeroepen na inschrijving ervan in het register. De reikwijdte van deze derdenwerkingbepalingen is niet geheel duidelijk en verschilt per IE-recht. Wat kunnen de totstandkomingsgeschiedenissen en de jurisprudentie ons leren over de positie van rechtsopvolgers, latere beperkt gerechtigden, beslagleggers en de faillissementscurator? Een blik op het Draft Common Frame of Reference biedt mogelijk aanknopingspunten voor een uniforme interpretatie van de derdenwerking.

Overig | Ars Aequi-prijswinnaar | Verdieping | Studentartikel
juni 2021
AA20210529

De Erin Schulte

R. Zwitser

De uitspraak inzake de Erin Schulte laat zien hoe de organisatie van de internationale stroom van grondstoffen juridisch gestalte krijgt. Het toont hoe complex deze organisatie is en waar het fout kan gaan. Opvallend zijn de verschillen tussen het Engels en het Nederlandse recht met betrekking tot de betalingsverplichting van de bank bij documentair krediet en de afleveringsverplichting van de zeevervoerder aan de houder van het cognossement. Dat geeft een onrustig gevoel. Het handelsrecht heeft harmonisatie nodig en het Engels recht geeft de toon aan. Hier ligt nog een mooie taak voor de rechtswetenschap.
 

Perspectief | Perspectiefartikel
maart 2015
AA20150238

De rechtseconomische analyse van het verbintenissenrecht

C.E. du Perron

Het uitgangspunt van dit artikel is dat rechtseconomische analyse kan bijdragen aan een beter begrip van het recht. Doch de beperkingen van de rechtseconomische methode moeten goed in het oog worden gehouden. Dit geldt des te meer, nu rechtseconomen er soms van uitgaan dat met hun instrumenten en begrippen het recht geheel kan worden verklaard. In de normatieve rechtseconomische benadering moet het recht daarbij aan de uitkomsten van de analyse worden aangepast. In dit artikel wordt de rechtseconomische methode geschetst aan de hand van de driedeling van de bronnen van verbintenissen in overeenkomst (paragraaf 2), onrechtmatige daad (paragraaf 3) en rechtmatige daad (paragraaf 4). De nadruk ligt daarbij op het contractenrecht. In de aan dit rechtsgebied gewijde paragraaf 2 wordt na een algemene inleiding ingegaan op het beginsel van de partijautonomie en op het recht op wanprestatie. Vervolgens wordt in paragraaf 5 aandacht besteed aan de inzichten die rechtseconomische analyse kan bieden bij het vraagstuk van de derdenwerking van overeenkomsten. Paragraaf 6 bevat een slotbeschouwing.

Bijzonder nummer | Rechtseconomie
oktober 1990
AA19900770

Janssen Pers

M.J.G.C. Raaijmakers

­Hoge Raad 10 maart 1995, nr. 15577, ECLI:NL:HR:1995:ZC1657, RvdW 1995, 64 (Janssen Pers BV e.a./P.V.J.H. Janssen en Janssen Pers Beheer BV) In dit arrest en de daarbij behorende noot staat de nietigheid van een stem en vernietigbaarheid van een besluit centraal. Ook is er aandacht voor de derdenwerking van besluiten. In de noot wordt dieper op deze ingewikkelde materie ingegaan.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
oktober 1995
AA19950788

Toont alle 6 resultaten