conclusie

Resultaat 1–12 van de 14 resultaten wordt getoond

Advocaat-generaal bij de Hoge Raad en medewerk(st)er bij het Wetenschappelijk Bureau van de Hoge Raad

D.W.F. Verkade

Wat doet een advocaat-generaal bij de Hoge Raad? Hij of zij concludeert. Het concluderen omvat zon 90% van de werklast. De medewerk(st)ers van het Wetenschappelijk Bureau van de Hoge Raad helpen de A-G hierbij.

Perspectief | Perspectiefartikel
september 2007
AA20070708

Beginnen met het rechtswetenschappelijke onderzoeksverslag

B. Wolthuis

Verslag doen van rechtswetenschappelijk onderzoek is geen sinecure. Deze korte beschouwing wijst vier valkuilen aan die de beginnende rechtswetenschapper over het hoofd zou kunnen zien. En passant wordt aangegeven welke problemen juristen boeiend vinden, wat rechtswetenschappelijk onderzoek is, of de Hoge Raad altijd gelijk heeft en waaruit een boeiende conclusie bestaat.

Perspectief | Perspectiefartikel
september 2013
AA20130707

De conclusie in het bestuursrecht: van pionieren naar oogsten?

R.J.N. Schlössels

Post thumbnail De afgelopen jaren is het bestuursprocesrecht vertrouwd geraakt met het verschijnsel ‘conclusie’ (art. 8:12a Awb). In deze bijdrage wordt aan de hand van de tot op heden genomen conclusies ingegaan op de vraag of de verwachtingen in kwantitatieve en kwalitatieve zin zijn uitgekomen. Tevens wordt bezien hoe de voordelen van het conclusiestelsel nog beter tot hun recht kunnen komen.

Opinie | Opiniërend artikel
oktober 2021
AA20210916

De illusionaire zekerheid van de rechtspraak

Interview met prof.mr. J.C.M. Leijten

E. Florijn, B. Oosting

Jan Leijten werd in 1926 in Etten geboren. Na zijn rechtenstudie werd hij assistent bij de rechtenfaculteit(strafrecht en civiel recht) van de Universiteit te Nijmegen. Daarna vestigt hij zich gedurende bijna tien jaar als advocaat aldaar. Na een carrière binnen de rechterlijke macht en als hoogleraar Inleiding en Algemene Rechtsleer aan de Universiteit te Nijmegen werd hij in 1981 Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden. Tevens is hij werkzaam als buitengewoon hoogleraar burgerlijk procesrecht aan de Universiteit te Nijmegen. Reeds tijdens zijn studententijd had professor mr. J.C.M. Leijten de liefde voor de taal opgevat, wat resulteerde in twee dichtbundels. Meer recentelijk publiceerde hij een derde: 'Het malle luchtkasteel' (1974). Ook zijn conclusies als A-G onderscheiden zich door een helder en tegelijkertijd kleurrijk taalgebruik. Naast zijn literaire en professionele geschriften timmert professor mr. J.C.M. Leijten aan de weg als publicist. Hij is sinds 1971 redacteur van het Nederlands Juristenblad en daarnaast een veelgevraagd inleider. In zijn samenvattingen geeft hij blijk van een betrokken kijk op het recht: 'achter rechtsregels zit de samenleving, zit een hart, allemaal mensen die door elkaar heen krioelen.' In dit interview wordt onder meer aandacht besteed aan de ideeën van professor J.C.M. Leijten met betrekking tot rechtvindingstheorieën, de introductie van een 'dissenting opinion' bij de Hoge Raad en de overstap van Advocaat-Generaal mr. J.K. Franx naar de advocatuur.

Verdieping | Interview
april 1990
AA19900213

Exit willekeurstoets. Bestuursrechterlijke toetsing aan het evenredigheidsbeginsel na 2-2-’22

K.J. de Graaf, A.T. Marseille

Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285, JB 2022/44, m.nt. R.J.N. Schlössels

Annotaties en wetgeving | Annotatie
april 2022
AA20220306

Het civiele parket bij de Hoge Raad. Het juiste midden?

C.H. Sieburgh

In deze bijdrage in de serie Rode draad wordt ingegaan op de belangrijke rol die het civiele parket bij de Hoge Raad vervult voor de cassatierechtspraak en de rechtsvorming.

Overig | Rode draad | Raad en daad | Verdieping | Verdiepend artikel
november 2005
AA20050906

Het parket in het veld

A.I. Elvan, M.R.F. Schaafsma

Begin dit jaar vroeg advocaat-generaal Hartlief, ter voorbereiding van zijn conclusie in een prejudiciële procedure, aan derden om te reageren op enkele vragen naar aanleiding van een procedure over het medisch aansprakelijkheidsrecht. Hiermee doorbreekt hij een passief patroon rondom informatieverkrijging door het parket in de prejudiciële procedure. In dit redactioneel bespreken Asaf Elvan en Marilou Schaafsma het belang van deze wijze van informatievergaring, alsook de potentiële risico’s waarmee rekening moet worden gehouden.

Opinie | Redactioneel
november 2023
AA20230819

In het strafrecht zit een spelmoment

Interview met prof.mr. J. Remmelink, Procureur-Generaal bij de Hoge Raad

O. van Klinken, M. Veldt

Jan Remmelink werd in 1922 in Zelhem, in de Gelderse Achterhoek, geboren. In 1946 behaalde hij zijn doctoraal aan de universiteit van Utrecht en begon hij in een aanvangsfunctie bij het Openbaar Ministerie te Dordrecht. Remmelink promoveerde in 1951 bij Pompe, de befaamde leider van de Utrechtse School, op het proefschrift 'Onbevoegde uitoefening van beroepen in het Nederlandse Strafrecht'. In 1956 volgde zijn benoeming tot substituut-OvJ, ook in Dordrecht.In 1963 werd Remmelink benoemd tot hoogleraar Straf- en Strafprocesrecht aan de RU Groningen. Hij volgde daar Röling op, die zich geheel aan het volkenrecht en de polemologie ging wijden. In 1968 aanvaardde hij de positie van Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad. De liefde voor het professoraat bleef echter en in 1970 volgde hij Gerard Mulder op als hoogleraar Strafrecht aan de VU. In 1988 volgde zijn benoeming tot Procureur-Generaal bij de Hoge Raad. Het jaar daarop wordt hij aan de VU emeritus. Zijn afscheidscollege was gewijd aan 'Tijd en plaats in het strafrecht'.Remmelink heeft zich in de loop der jaren met vele onderwerpen beziggehouden. Zijn voorkeur gaat echter duidelijk uit naar het materiële strafrecht. Dit blijkt onder andere uit zijn bewerkingen van Noyon/Langemeijer alsmede Hazewinkel-Suringa. Voorts hadden ook verkeersrecht, uitleveringsrecht en oorlogsstrafrecht (hij concludeerde in de Menten-zaak) zijn belangstelling. Nadat hij al eerder in een preadvies over gewetensbezwaren voor de NJV had doen blijken van zijn Lutherse geloofsovertuiging, schreef hij in 1989 voor de Calvinistische juristenvereniging een studie over Luther en het strafrecht.Remmelink, die voorts hoofdredacteur is van de Nederlandse Jurisprudentie en lid van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen, was enkele malen voorzitter van een commissie die de regering moest adviseren, met name over de positie van de bedreigde getuige en over de medische praktijk inzake de euthanasie. In 1991 hield hij de zogenaamde David de Wied-lecture gewijd aan strafrechtelijke aspecten van begin en einde van het menselijk leven. Dit jaar bereikt Remmelink de pensioengerechtigde leeftijd van 70 jaar. Op de dag waarop het spraakmakende `Borgers-arrest´ werd gewezen spraken wij met hem over zijn functie, het strafrecht en het functioneren van ons justitiële apparaat.

Verdieping | Interview
maart 1992
AA19920144

maart 2008

Katern 106: Bestuurs(proces)recht

A.T. Marseille

Logica en recht: een onhoudbaar huwelijk

L.M.M. Royakkers

Post thumbnail In dit artikel wordt aan de hand van een casus die gebaseerd is op de RVV ingegaan op de regels van de logica. Aan de orde komen de syntactische inconsistentie en de semantische inconsistentie aan de orde. De auteur betoogt dat het recht geen grip heeft op inconsistenties. Daaraan voorafgaand gaat de auteur in op de logica, de aard daarvan en enkele centrale begrippen. In de laatste paragraaf gaat de auteur in de band en de werking tussen recht en logica.

Verdieping | Studentartikel
januari 2009
AA20090011

Over indianen en andere terroristen

A. Soeteman

Post thumbnail In deze amuse wordt aan de hand van een historisch en recent voorbeeld in gegaan op de rechterlijke redenering en de logica die daarbij een belangrijke rol speelt. Er wordt ingegaan op de premissen die leiden tot een logische conclusie waarbij wel van belang is dat de premissen zelf ook geldig zijn.

Opinie | Amuse
januari 2009
AA20090008

Rolperikelen op de (schriftelijke) rol

G.R. Rutgers

Hoge Raad 4 april 1997, nr. 16238, ECLI:NL:HR:1997:AG7220, RvdW 1997, 95C (Van Schaik/Verboom-Hekman) In dit arrest en de daarbij behorende noot wordt ingegaan op de problemen en werkwijzen die samenhangen met de rol in civiele zaken. De vraag is of een rolreglement dat bij een bepaald gerecht geldt 'recht' is in de zin van art. 99 RO en daardoor voor toetsing door de Hoge Raad vrijstaat. Ook wordt er ingegaan hoe een eindbeslissing van een rechter moet worden aangemerkt waarin de rechter een 'akte van niet dienen' gegrond acht en daarmee het recht op het nemen van een conclusie vervalt.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
december 1997
AA19970864

Resultaat 1–12 van de 14 resultaten wordt getoond