6 EVRM
Resultaat 13–24 van de 39 resultaten wordt getoond
Het zwijgrecht in het nadeel van de verdachteImplicaties van de op Britse leest geschoeide ‘adverse inferences’-rechtspraak van het EHRM voor de Nederlandse strafrechtspleging
Implicaties van de op Britse leest geschoeide ‘adverse inferences’-rechtspraak van het EHRM voor de Nederlandse strafrechtspleging
F.P. Ölçer
Momenteel wordt actief discussie gevoerd over een bepaalde vorm van beperking van het zwijgrecht van de verdachte in strafzaken, waarbij het gegeven dat de verdachte zwijgt tot nadeel leidt in het kader van de bewijsbeslissing. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft al vrij lang geleden toetsingsmaatstaven ontwikkeld voor een dergelijke omgang met het zwijgrecht, maar het van toepassing zijnde kader is ingewikkeld en op verschillende punten vatbaar voor verschillende interpretaties. Bovendien is opvallend dat de rechtspraak van het EHRM vooral georiënteerd is op het Britse systeem, hetgeen ook aanleiding geeft, in het licht van de mogelijkheid dat in Nederland sprake is van in ieder geval groeiende belangstelling voor de optie van nadeel verbinden aan het zwijgen, de Straatsburgse eisen gedetailleerd in beschouwing te nemen.
Advertorial
PAO cursus Actuele ontwikkelingen in het straf(proces)recht
Verdieping | Verdiepend artikel
december 2021
AA20211079
Resultaat 13–24 van de 39 resultaten wordt getoond





Het fenomeen ‘participatie van burgers’ binnen de rechtshandhaving is van alle tijden, maar in het belastingrecht is het onderwerp recent in opspraak, bijvoorbeeld vanwege de ‘Tipgeverszaak’. In deze bijdrage wordt de rol van anonieme tipgevers in het belastingprocesrecht belicht. Het doel is een overzicht te bieden van de toepasselijke regelgeving en rechtspraak en de eigenaardigheden in kaart te brengen die met het fenomeen en de juridisering ervan samenhangen.
Artikel 6 EVRM omvat het recht op toegang tot de rechter in burgerlijke zaken. Op de staten die partij zijn bij het EVRM rust een positieve verplichting om dit recht te waarborgen. Dat houdt onder meer in dat financiële obstakels op de een of andere manier moeten worden weggenomen en in ieder geval niet mogen worden opgeworpen. Bij de heffing van een bijdrage in de kosten van een procedure (de zgn. griffierechten) moet hiermee rekening worden gehouden. Deze bijdrage gaat na of de Nederlandse griffierechtenregeling binnen de door artikel 6 EVRM getrokken grenzen blijft.
In het voorjaar kondigde de Minister van Veiligheid en Justitie aan dat frauderende bestuurders straks steviger kunnen worden aangepakt met behulp van een nieuw instrument: het civielrechtelijk bestuursverbod. Het ministerie bracht daartoe een concept-wetsvoorstel in consultatie, dat inmiddels talrijke overwegend kritische reacties heeft uitgelokt. Deze maken duidelijk dat de wettelijke vormgeving van het beoogde bestuursverbod geen eenvoudige opgave is.
De samenleving wordt steeds vaker geconfronteerd met ernstige vormen van computercriminaliteit. Dat vraagt om nieuwe, speciaal daarop toegesneden, straf(proces)rechtelijke instrumenten. Daartoe worden in het ontwerp wetsvoorstel Computercriminaliteit III verstrekkende bevoegdheden toegekend aan politie en justitie. De vraag is of een doelmatige bestrijding van ernstige computercriminaliteit de daarmee gepaard gaande inbreuken op fundamentele rechten, zoals het nemo tenetur-beginsel, voldoende rechtvaardigt.

Rechterswisselingen – wanneer een andere rechter dan degene die de mondelinge behandeling heeft gedaan de beslissing neemt – worden al sinds jaar en dag onwenselijk gevonden. In dit artikel beschrijft Jurriaan de Haan de rechtsvorming die sinds de HR-uitspraak Van Dun c.s./Staat heeft plaatsgevonden op het gebied van de rechterswisseling in de civiele procedure. Ook bespreekt hij de door de Rechtspraak in dezelfde periode opgestelde regels. De regels die volgen uit de rechtspraak van de Hoge Raad en de regels van de Rechtspraak sluiten namelijk niet geheel op elkaar aan.