L. Loof
De auteur onderzoekt of de moeizame houding in het Nederlandse recht ten opzichte van trustachtige figuren kan worden verklaard door ons absolute eigendomsbegrip. Geconcludeerd wordt dat dit niet het geval is. Als in het kader van trusts en trustachtige figuren wordt gesproken van formele eigendom en materiële eigendom wordt niet bedoeld dat het subjectieve recht van eigendom is gesplitst in twee subjectieve rechten van eigendom, maar veeleer dat sprake is van een van ‘Rechtsinhaberschaft’ afwijkende ‘Vermögenszuordnung’.
Verdieping | Verdiepend artikel
september 2019
AA20190657