W.P.M. Thijssen
Op 13 november 1990 is het voorstel van Wet verevening pensioenrechten bij scheiding bij de Tweede Kamer ingediend. Dit ondanks het negatieve advies van de Sociaal Economische Raad naar aanleiding van het eerdere voorontwerp van Wet verrekening pensioenrechten bij scheiding en van de Raad van State. Elders heb ik al enige kanttekeningen bij het wetsontwerp gemaakt en is mijn opvatting over de grote lijnen van het ontwerp weergegeven. Ook anderen hebben inmiddels hun visie op het wetsontwerp in de literatuur kenbaar gemaakt. In dit commentaar neem ik één aspect van de in het wetsontwerp gegeven regeling voor pensioenverevening onder de loep: het zelfstandig recht op uitbetaling van de vereveningsgerechtigde (ex-)echtgenoot jegens de pensioenuitvoerder. Uit de Memorie van Toelichting (MvT) blijkt dat het kabinet de rechtstreekse vordering van de vereveningsgerechtigde van cruciaal belang acht.
Opinie | Opiniërend artikel
november 1991
AA19910998