verbintenissenrecht

Resultaat 13–18 van de 18 resultaten wordt getoond

maart 1993

Katern 46: Rechtsgeschiedenis

J.H.A. Lokin

september 1993

Katern 48: Rechtsgeschiedenis

J.H.A. Lokin

december 1998

Katern 69: Europees privaatrecht

M.W. Hesselink

Over ballen, biervaten en andere ongelukjes, Beantwoording rechtsvraag (310) Verbintenissenrecht

S.R. Damminga

Aan de hand van een verbintenisrechtelijke casus worden enkele vragen gesteld en vervolgens worden deze vragen uitgewerkt.

Perspectief | Rechtsvraag
januari 2004
AA20040069

Proportionele aansprakelijkheid bij onzeker causaal verband: deel 2

S.D. Lindenbergh, S.B. Pape

Hoge Raad 24 december 2010, nr. 09/01275, ECLI:NL:HR:2010:BO1799, LJN: BO1799, NJ 2011, 251 (Fortis/Bourgonje) In 2006 aanvaardde de Hoge Raad uitdrukkelijk de mogelijkheid dat de rechter bij onzeker causaal verband de aansprakelijkheid veroordeelt tot vergoeding van een percentage van de schade dat corre­spondeert met de kans dat de fout de schade heeft veroorzaakt.1 In de onderhavige uitspraak benadrukt de Hoge Raad dat deze methode terughoudend moet worden toegepast en neemt hij de gelegenheid te baat om uiteen te zetten – zij het in nogal abstracte bewoordingen – onder welke omstandigheden daarvoor plaats is.2 De aanleiding is een beleggingsgeschil.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
oktober 2011
AA20110720

Twee arresten over ‘winstafroming’ ex artikel 6:104 BW

W.H. van Boom

Hoge Raad 18 juni 2010, nr. 08/04766, ECLI:NL:HR:2010:BM0893, LJN: BM0893 (Doerga/Stichting Ymere); Hoge Raad 18 juni 2010, nr. 08/04918, ECLI:NL:HR:2010:BL9662, LJN: BL9662 (Setel NV/AVR Holding NV) Verbintenissenrecht. Vordering woningcorporatie wegens illegale onderverhuur. Schadebegroting op bedrag van de winst (art. 6:104 BW). Art. 6:104 BW geeft geen vordering tot winstafdracht, maar verleent de rechter een discretionaire bevoegdheid om de gevorderde schadevergoeding te begroten op de door het onrechtmatig handelen of de wanprestatie genoten winst, of een deel daarvan. Enige schade moet aannemelijk zijn; concreet nadeel hoeft niet te worden aangetoond. Vanwege het niet-punitieve karakter van art. 6:104 BW past de rechter in zoverre terughoudendheid dat waar het behaalde voordeel de vermoedelijke omvang van de schade aanmerkelijk te boven gaat de schade in beginsel wordt begroot op een gedeelte van de winst. Voor toewijzing van de vordering tot winstafdracht gelden niet meer of andere vereisten dan ingevolge art. 6:162 of 6:74 BW voor toewijzing van schadevergoeding (vgl. HR 16 juni 2006, NJ 2006, 585). Het schade toebrengend handelen moet bijvoorbeeld op de voet van art. 6:162 lid 3 BW of art. 6:75 BW aan de aansprakelijke persoon kunnen worden toegerekend. Art. 6:104 BW eist geen bijzondere mate van verwijtbaarheid. De in art. 6:104 BW bedoelde winst hoeft geen betrekking te hebben op de winst die de benadeelde zelf had kunnen realiseren. In het algemeen kan niet de eis worden gesteld dat de op te leggen schadevergoeding in een reële verhouding staat tot de daadwerkelijk geleden schade.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
februari 2011
AA20110118

Resultaat 13–18 van de 18 resultaten wordt getoond