M.F.H. Hirsch Ballin
Strafzaken hebben steeds vaker een grensoverschrijdende dimensie, in het bijzonder wanneer zij betrekking hebben op terroristische misdrijven of cybercrime. De inzet van digitale opsporingsbevoegdheden vanuit het eigen grondgebied zou de opsporing in dergelijke zaken efficiënter kunnen maken. Het territorialiteitsbeginsel staat daaraan echter in de weg. In dit artikel wordt een andere invulling van het territorialiteitsbeginsel bepleit en voorgesteld de bevoegdheid tot extraterritoriale inzet van opsporingsbevoegdheden vanuit het eigen grondgebied te verbinden aan de bevoegdheid strafrechtelijke rechtsmacht uit te oefenen. Op die manier kan de opsporing efficiënter worden en de mensenrechtenbescherming worden verstevigd.
Opinie | Opiniërend artikel
juni 2018
AA20180462