A.F. Salomons
Ruim twintig jaar geleden voerde Nederland het stille pandrecht in voor zowel roerende zaken als vorderingen. Het betrof een van de belangrijkste vernieuwingen die het nieuwe Burgerlijk Wetboek in petto had. De vorm waarin het nieuwe zekerheidsrecht was gegoten (zonder registratie in openbare registers) was afgedwongen door de Tweede Kamer, die daarmee inging tegen de wens van de regering om een ‘registerpandrecht’ in te voeren. Het stille pandrecht was evenmin de eerste keus van de voornaamste gebruiker van dat recht, de bancaire sector. De nieuweling stond in 1992 dus geen hartelijk onthaal te wachten. De vraag die zich nu opdringt is hoe het zo ver heeft kunnen komen. Waaraan hebben wij dat door niemand echt gewilde geheime pandrecht te danken?
Overig | Rode draad | Historische wortels van het recht
april 2013
AA20130319