E.J. Dommering
Na de dood van Fortuyn zijn een aantal personen in de media op grond van artikel 137d Sr aangeklaagd
voor hun uitlatingen, gedaan tijdens de roerige politieke verkiezingstijd van dit jaar.
Buiten de vraag of Fortuyn ondubbelzinnig achter deze strafrechtelijke vervolgingen zou hebben
gestaan, is het twijfelachtig of de uitlatingen van de pers ook onder de werking van artikel 137 d
Sr vallen. Ook zijn de uitlatingen van de pers en politici in het licht van artikel 10 EVRM niet
onrechtmatig. Wat overblijft van de aanklacht is een klimaat van onderling wantrouwen tussen
politiek en pers als gevolg van het chilling effect van de strafrechtelijke bedreigingen.
Opinie | Opiniërend artikel
september 2002
AA20020615