Toont alle 6 resultaten

Beëindiging overblijvende aansprakelijkheid conform artikel 2:404 BW

S.M. Bartman, J. van der Kraan

Hoge Raad 31 maart 2017, nr. 16/00335, ECLI:NL:HR:2017:546 (SNS/Curatoren c.s.)

Annotaties en wetgeving | Annotatie
november 2017
AA20170921

Corus Group-Corus Nederland

J.W. Groot

Op 13 maart 2003 heeft de Ondernemingskamer van het Hof Amsterdam een interessante beschikking op het gebied van corporate governance gegeven. De Ondernemingskamer heeft zich gebogen over een besluit van de Raad van Commissarissen van Corus Nederland, onderdeel van het Corus concern, dat inhield dat zij weigerde om mee te werken aan de concernstrategie van moedermaatschappij Corus Group. De Ondernemingskamer oordeelde dat de commissarissen hun goedkeuring aan een door Corus Group genomen besluit mochten weigeren, nu zij door Corus Group gebrekkig waren geïnformeerd over de achtergronden van dit besluit. In deze bijdrage zal ik een antwoord geven op de vraag of de Ondernemingskamer het besluit van de commissarissen om niet mee te werken aan de concernstrategie eveneens in stand zou hebben gehouden indien de commissarissen wel voldoende waren geïnformeerd door de concernleiding. Ik ben van mening dat deze vraag in beginsel bevestigend dient te worden beantwoord, tenzij de commissarissen misbruik maken van hun bevoegdheid.

Opinie | Opiniërend artikel
juni 2003
AA20030446

De 403-verklaring: hoofdelijkheid of borgtocht?

S.M. Bartman

Hoge Raad 3 april 2015, nr. 14/00568, ECLI:NL:HR:2015:837 (mr. Eikendal q.q. voor Bia Beheer/Lentink)

Annotaties en wetgeving | Annotatie
oktober 2015
AA20150806

De concernenquête: moeizaam laveren tussen processuele zekerheid en economische werkelijkheid

S.M. Bartman, R.P. Jager

Hoge Raad 3 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:478 (SNS)

Annotaties en wetgeving | Annotatie
juni 2020
AA20200581

Sobi/Hurks II

M.J.G.C. Raaijmakers

Hoge Raad 21 december 2001, nr. C99/341HR, ECLI:NL:HR:2001:AD4499, RvdW 2002, 6 (Sobi/Hurks II) Aansprakelijkheid moedermaatschappij en persoonlijke aansprakelijkheid van bestuurder moedermaatschappij. Instructiemacht, -bevoegdheid, -plicht en -recht. Zorgplicht moeder jegens (crediteuren van) dochtermaatschappij. Bevoegdheid crediteuren od-vordering in te stellen 'buiten de boedel om'.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
februari 2003
AA20030105

UVO-Lopik

M.J.G.C. Raaijmakers

Hoge Raad 13 december 1991, nr. 7988, ECLI:NL:HR:1991:ZC0453, NJ 1992, 279 m.nt. Maeijer (UVO-Lopik) Vennootschapsrechtelijk arrest waarin de vraag aan de orde is of een dochtermaatschappij van een bv vereenzelvigd kan worden met deze bv of dat deze bv als een derde gezien moet worden in het licht van een vordering tot ontbinding van de dochter wegens (vorm)gebreken in de oprichting. In de zaak is aan de orde in hoeverre dat er sprake is van vereenzelviging, niet, en in hoeverre de verzoekers belanghebbenden zijn. Dat is volgens de Hoge Raad ook niet het geval en bestaan er voor de verzoekers andere wettelijke middelen.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
januari 1993
AA19930054

Toont alle 6 resultaten