Toont alle 2 resultaten
R.M. Wibier
Hoge Raad 5 februari 2016, nr. 14/06068, ECLI:NL:HR:2016:199, JOR 2016/83 m.nt. S.C.J.J. Kortmann, NJ 2016/187 m.nt. F.M.J. Verstijlen (Rabobank/Verdonk q.q.)
Annotaties en wetgeving | Annotatieseptember 2016AA20160633
In deze bijdrage staat de rechtsvormende taak van de Hoge Raad in het goederen- en insolventierecht centraal. Anders dan soms wordt aangenomen, stelt de Hoge Raad zich daarbij niet per se terughoudender op dan bij (bijvoorbeeld) verbintenissenrechtelijke vraagstukken. Zowel op het terrein van het insolventierecht als bij goederenrechtelijke kwesties wordt de rechtsontwikkeling voor een belangrijk deel vormgegeven in rechtspraak van de Hoge Raad. Het beste voorbeeld van terughoudendheid biedt de benadering van de problematiek van de trust en afgescheiden vermogens in het Nederlandse recht, maar zelfs daar is de Hoge Raad niet alleen maar terughoudend. Bij goederenrechtelijke figuren zoals (fiduciaire) eigendom en pandrecht is de rechtspraak van de Hoge Raad zelfs de belangrijkste bron van de rechtsontwikkeling. Gelukkig maar. De weerbarstigheid van de praktijk vraagt erom dat de Hoge Raad de moeilijke vragen niet uit de weg gaat.
Verdieping | Verdiepend artikeldecember 2023AA20230939